beeldende aspecten Flashcards

(73 cards)

1
Q

kleursoort

A

kleuren zoals ze in het algemeen benoemd worden; rood, geel etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat doet kleurhelderheid

A

heldere kleuren weerkaatsen het meeste licht (zoals geel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zuivere kleuren

A

zo primair mogelijk; verzadigde kleuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kleurfamilies

A

-fel
-pastel
-aardse
-donker
-warm
-koel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kleurcontrasten

A

-complementair
-warm-koud
-licht-donker
-kwaliteit
-kwantiteit
-simultaan
-ruimtelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kwaliteitscontrast

A

tegenstelling in verzadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kwantiteitscontrast

A

gaat om tegenstelling tussen de grootte van de twee oppervlakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

simultaancontrast

A

beïnvloeding door de omgeving om kleur te verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ruimtelijk contrast

A

sommige kleuren hebben de neiging om naar voren te komen (rood), en sommige naar achter (blauw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

schematisch kleurgebruik

A

standaardkleur (zon is geel, plant is groen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

realistisch kleurgebruik

A

naturalistisch; kleuren zoals ze in het echt zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

impressionistisch kleurgebruik

A

feller dan realistische kleuren, snelle vluchtige indruk (sfeer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

expressief kleurgebruik

A

symbolisch; stemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

monochroom of polychroom

A

mono; in een kleur (tonaal)
poly; veel kleuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

tonaal kleurgebruik

A

gebruik van tinten of kleurtonen, in plaats van verzadigde kleuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

lichtval

A

wordt bepaald door de lichtbron, reflectie, sterkte en richting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

lichtintensiteit

A

de sterkte van het licht; hoe intenser het licht, hoe sterker het contrast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

meelicht

A

licht dat van voren op de voorstelling valt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

tegenlicht

A

tegenovergestelde van meelicht; het schijnt je tegemoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

lichteffecten

A

-schaduw en contrasten
- plasticiteit
-clair-obscur
-hoog- en glimlacht, glans
-sfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

slagschaduw

A

schaduw van een object op zijn omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

eigen schaduw

A

de beschaduwde kant van het object zelf; de kant die niet beschenen word

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

plasticiteit

A

het effect van ruimtesuggestie in figuratieve voorstellingen; op een plat vlak wordt ruimte gesuggereerd door licht- en schaduw, glans en spiegelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

clair-obscur

A

overdrijving van contrast tussen licht en donker (zorgt voor dramatische sfeer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
strijklicht
lopen de lichtstralen evenwijding aan een oppervlak; strijkt over vlak en zorgt voor uitgerekte schaduwen
26
glimlicht
hooglicht; een lichte vlek die vooral op glanzende oppervlakken zichtbaar is
27
vorm
uiterlijke gedaante van een object of persoon
28
vormkenmerken
vlak, ruimtelijk, formaat, structuur
29
lijnvoering
de druk die is gebruikt bij het tekenen
30
lijnwerking
de betekenis achter lijnen; schuine lijnen suggereren diepte, gebogen lijnen stellen beweging voor
31
arcering
het maken van een structuur van lijntjes, dicht tegen elkaar om een vak te vullen
32
contour
een lijn die om een vorm heen getekend is
33
lineair
ander woord voor lijnachtig
34
lijnrichting
horizontale, verticale en diagonale
35
vorm en betekenis
vormen hebben net als kleuren soms een betekenis. de kubus en de bol worden gezien als perfect; met de bol als religieus symbool
36
formaat en maatverhouding
formaat is de grootte van de vorm. maatverhouding gaat over de grootte die afhangt van de omgeving en van de menselijke maat
37
vormsoort
een groep vormen met dezelfde kenmerken of vormaspecten; ruimtelijke, vlakke, basis, geometrische en organische
38
functie structuur van een vorm
geeft aan hoe een vorm is samengesteld en hoe de onderlinge verhoudingen zijn
39
gestroomlijnd
de vorm is glad en heeft nauwelijks uitstekende onderdelen
40
vormaspect
een specifiek kenmerk van een vorm; ruimtelijk, gesloten/open etc.
41
aanzicht
de manier waarop je het voorwerp bekijkt; vooraanzicht, zijkant, bovenkant etc.
42
basisvorm
grondvorm; de meest eenvoudige vorm, kan niet verder. dit kunnen geometrische of organische vormen
43
geometrische vormen
vierkanten, driehoeken, cirkels; vormen die je gemakkelijk met passer of liniaal kan tekenen (ze zijn ook symmetrisch)
44
organische vormen
vloeiende, golven en bogen. moeilijker te meten
45
samengestelde en enkelvoudige vormen
samegestelde vorm bestaat uit verschillende andere vormen. enkelvoudige vorm is het tegenovergestelde
46
gesloten (ruimte-innemende) vorm
vormen waar je niet doorheen kunt kijken, neemt ruimte in. komt massief over
47
open (ruimte-omvattende) vorm
toegangelijk, kan je de binnenruimte zien. een holle vorm met een lichte indruk
48
massief
zwaar, duurzaam. helemaal gevulde vorm
49
vormcontrast
een vormcontrast ontstaat wanneer er twee vormen die sterk tegen elkaar afsteken. (rond/hoekig, groot/klein, gesloten/open)
50
vorm en restvorm
een vorm is iets wat we als zodanig herkennen, de restvorm is de ruimte daarom heen
51
herhaling, harmonie
herhaling zorgt voor harmonie en ritme
52
volume
de hoeveelheid ruimte die de vorm inneemt
53
kader
de randen van het beeldvlak
54
begrenzing
de rand van een vorm; contouren, vlakken, omringende ruimte
55
ruimteinnemend
massief, laat niets van binnenruimte zien
56
ruimte-omvattend
lijken op ruimte-innemende vormen omdat ze gesloten kunnen zijn. kunnen vormen of objecten omhullen
57
aanzichten en (camera)standpunten
hoe we ruimte en vormen zien hangt af van het standpunt dat we innemen
58
horizon
de horizontale lijn die je ziet als grens tussen lucht en grond. op ooghoogte staan alle hogere en lagere objecten ook respectief hoger en lager
59
beeldvlak
het beeldvlak is een oppervlak met daarop een voorstelling. het beeldvlak is tweedimensionaal en meestal vierkant. het kader beperkt en bepaalt de ruimte op het vlak
60
ruimtesuggestie, dieptesuggestie
-stapeling -overlapping -afsnijding -voor- en achtergrond -planopbouw -coulissewerking -doorkijkje -spiegeling -gevoel- lijn- en kleurperspectief -licht- en schaduweffecten
61
overlapping
stapeling; het ene object wordt gedeeltelijk overlapt om diepte te suggereren
62
planopbouw
een manier om ruimte in lagen uit te beelden; met een voorplan, middenplan en achterplan
63
coulissewerking
kijkdooseffect; de schilder zet verschillende voorstelling naast/achter elkaar om diepte te suggereren
64
repoussoir
ruimtesuggestie door donkere voorgrond en lichte achtergrond
65
atmosferisch perspectief
een vorm van ruimtesuggestie die kleuren en vormen steeds verder vervagen, hoe verder weg ze staan
66
anamorfose
perspectivische vertekening die je alleen herkent van één standpunt
67
lijnperspectief, centraal perspectief
een meetkundige, constructieve manier van voorstelling suggereren.
68
vluchtlijnen en verdwijnpunt
hulplijnen om een goede perspectivistische tekening te maken
69
vlakverdeling, plaatsing
compositie is een ander woord voor ordening of vlakverdeling
70
statische compositie
een rustig beeld dat ontstaat door symmetrie, horizontale en verticale lijnen, en centrale plaatsing van het voorwerp
71
geometrische compositie
vormen de omtrek van een geometrisch figuur
72
centrale compositie
binnen een kader
73
piramidale compositie
driehoekscompositie