Begin Flashcards
(41 cards)
1
Q
Prefix
A
Start
Vaak beschrijvende term
Grootte, vorm, kleur, richting, hoeveelheid
2
Q
Stam
A
Midden
Verwijst vaak naar een deel van het lichaam
3
Q
Suffix
A
Einde
Kan beschrijvende term zijn
Of geeft een soort van probleem weer
4
Q
Oste(o)
A
Bot
5
Q
Myo of sarco
A
Spier
6
Q
Neuro
A
Zenuwen
7
Q
Derma/o
A
Huid
8
Q
Angi(o)/vas(o)
A
Bloedvaten
9
Q
Ven(o) of fleb(o)
A
Venen
10
Q
Cardio
A
Hart
11
Q
Rhino-/naso-
A
Neus
12
Q
Pharyng(o)
A
Keel
13
Q
Laryng(o)
A
Strottenhoofd
14
Q
Tympan(o)
A
Trommel
15
Q
Nerf-/Renaal
A
Nier
16
Q
Carni(o)-
A
Schedel
17
Q
Oftalmo-/oculo-
A
Oog
18
Q
Oto-
A
Oor
19
Q
Thromb(o)
A
Bloedklonter
20
Q
Hepato
A
Lever
21
Q
Mamm(o)(a)-/seno
A
Borst
22
Q
Gastro
A
Maag
23
Q
Ileo
A
Dunne darm
24
Q
Colo(n)
A
Dikke darm
25
Thorax/thorac(o)
Borstkas
26
Trache(o)
Luchtpijp
27
Pneumo/pleuro/pulmono
Long
28
Bronch(i)
Luchtpijptak
29
pleur(a)(o)
longvlies
30
pulmon(o)
long
31
pneum(o)
long, lucht, respiratie, gas
32
thorac(o)
borstkas
33
card(i)(o)
hart
34
cerebr(o)
grote hersenen
35
cerebrell(o)
kleine hersenen
36
myel(o)
ruggenmerg
37
mening(o)
hersenvliezen
38
haem(o)/hemo
bloed
39
erythro-
rood (RBC)
40
leuko-
wit (WBC)
41
arteri(o)
slagader
