Begin Hoofdstuk 1 Flashcards
(24 cards)
Behoeften
Alles wat je nodig hebt of graag wilt hebben. (Basisbehoeften en overige behoeften)
CBS
Centraal Bureau voor Statistiek. Het CBS verzamelt allerlei informatie, over bijvoorbeeld economische veranderingen.
Commerciële reclame
Reclame van bedrijven om meer producten te verkopen.
Consument
Iemand die goederen of diensten koopt.
Ideële reclame
Reclame om het gedrag van mensen te veranderen
Indexcijfer
Getal dat een verandering laat zien in procenten tussen nu en het basisjaar.
Inflatie
Algemene prijsstijging
Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je inkomen.
Middelen
De dingen waarmee je je behoeften kunt voorzien.
Prioriteiten stellen
Je kiest welke behoeften te het belangrijkst en minst belangrijk vind.
Zelfvoorzienig
Jezelf kunnen voorzien door middel van goederen en diensten zonder ze te kopen.
Economie
Gaat over de behoeften van mensen en de keuzes die zij maken om in hun behoefte te kunnen voorzien.
Marketingmix
De manier waarop een bedrijf de marketingsinstrumenten tegelijk gebruikt
Schaars
Wanneer er middelen zijn opgeofferd (alles wat dus ook geld kost)
Bbp
Bruto binnenland product. De totale waarde van alle goederen en diensten in een land.
Inkomen per hoofd bevolking
Het gemiddelde inkomen per inwoner van een land.
Nationaal inkomen
Als je van alle inwoners het inkomen bij elkaar optelt
Personele inkomensverdeling
De verdeling van het totale inkomen over de inwoners van het land.
Welvaart
De mate waarin je van je behoefte kunt voorzien doormiddel van de middelen die je hebt.
Loon-prijsspiraal
Wanneer de loonstijging voor inflatie zorgt en de inflatie weer voor een verdere loonstijging.
Nominaal inkomen
Het inkomen dat je in euro’s verdient
Prijscompensatie
De lonen stijgen net zo veel als de prijzen
Reeël inkomen
Je inkomen wanneer er rekening is gehouden met de inflatie.
Cpi
Consumentenprijsindexcijfer. Een indexcijfer dat de ontwikkeling van consumentenprijzen weergeeft.