Begrippen 1 Flashcards

(58 cards)

1
Q

Werkveld

A

Het gebied waartoe het werk dat je doet bij hoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welzijnszorg

A

Is een sector die mensen helpt die door problemen niet volledig kunnen meedoen in de samenleving. Dit gebeurd via zorg en ondersteuning van de overheid, vrijwilligers, professionals en organisaties. Ze bieden therapieën, begeleiding, activiteiten, onderdak,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geestelijke gezondheidszorg

A

Geestelijke gezondheidszorg is een vakgebied dat zich richt op de psychische gezondheid van mensen. Het onderzoekt en past kennis toe om mensen te helpen hun mentale gezondheid en levenskwaliteit te verbeteren of te herstellen. Ook probeert het psychische problemen te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welzijnsvoorziening

A

Is een organisatie of dienst die hulp biedt aan mensen met bepaalde problemen. Dit kan door de overheid of door particulieren worden opgezet. Na goedkeuring en steun van de overheid werken deze voorzieningen mee aan het welzijnsbeleid voor verschillende groepen mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Preventie

A

Het voorkomen dat er problemen ontstaan door van tevoren in te grijpen. Het betekend bewust actie ondernemen om risico’s te verminderen en iets doen zodra de eerste tekenen van een probleem zichtbaar worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Continuïteit van de zorg

A

Betekend dat de zorg goed georganiseerd en gecoördineerd is, zodat de zorgvrager vlot en zonder onderbrekingen geholpen wordt. Dit vraagt om een goede samenwerking, communicatie en afstemming tussen zorgverleners en instellingen, zodat alle ingrepen elkaar aanvullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Persoonsgerichte zorg

A

= Zorg op maat
Zorg die is afgestemd op iemand persoonlijke interesses, noden en voorkeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Toegankelijke zorg

A

Zorg die gemakkelijk te bereiken is, dichtbij, betaalbaar en zonder negatief oordeel (stigma). Het betekend dat mensen eenvoudig toegang hebben tot gezondheidsdiensten, met voldoende personeel, tegen een redelijke prijs en zonder lange wachttijden. Dit is belangrijk voor een goed werkend en kwalitatief zorgsysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Generalistisch

A

Iemand die van alle markten thuis is, maar niet diepgaande kennis heeft van één onderwerp. Deze persoon heeft wel een brede kennis om snel te helpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Specialistisch

A

Iemand die specifieke deskundigheid, kennis en vaardigheden heeft over één specifiek onderwerp. Deze persoon is een expert in dit gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Subsidariteitsprincipe

A

Zorg aanbieden die het minst ingrijpend, het kortste en het meest gericht is op de persoon zelf, zolang het voldoende is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vermaatschappelijking van de zorg

A

De zorg zoveel mogelijk in de natuurlijke omgeving van de zorgvrager laten plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Formele zorg

A

Dit zijn alle diensten en organisaties die mensen helpen die zorg nodig hebben, zoals dokters, psychologen of psychiaters. Deze zorg wordt altijd op een bepaalde manier betaald, bijvoorbeeld via de overheid, een verzekering of de patiënt zelf. Het doel is om het welzijn en de gezondheid van de persoon te verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Informele zorg

A

Hulp die iemand krijgt van mensen uit zijn omgeving, zoals familie, vrienden of buren. Dit gebeurd op een niet - professionele, vrijwillige manier en vaak voor langere tijd. Voorbeelden zijn mantelzorg, zelfzorg, vrijwilligerswerk, pleegzorg en steun van lotgenoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ambulante zorg

A

Hulp zonder verblijf of overnachting, je verplaatst je naar de dienst of de hulpverlener komt langs bij jou thuis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Semi - residentieel

A

Zorg in de vorm van dagbehandeling waarna de zorgvrager terug naar huis gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Residentieel

A

= Intramuraal
Zorg die gedurende een onafgebroken verblijf van meer dan 24u geboden wordt in een zorginstelling. In een residentiële dienst krijg je dus begeleidende zorg met overnachting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Moraal

A

= Mos/mores
Betekend zede of gewoonte.
Het is een stelsel van normen en waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Morele vragen

A

Vragen over goed en kwaad, over de manier waarop mensen zouden moeten leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Morele opvatting

A

Geven op hun beurt antwoorden op morele vragen
Onze morele opvatting, of breder gezien, ons moraal is gebaseerd op onze waarden, normen en deugden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarden

A

Voorstellingen van het goede. Ze omschrijven wat mensen waardevol vinden en waarnaar zij streven. Ze zijn niet strikt persoonlijk, maar worden gedeeld door een (grote) groep mensen. Het zijn waarden die essentieel zijn voor de kwaliteit van het leven.

Voorbeeld: vriendelijkheid, gezondheid, vrijheid,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Normen

A

Zijn op waarden gebaseerde gedragingen. Ze maken je duidelijk hoe je je moet gedragen.

Voorbeeld:
Waarde: vriendelijkheid
Norm: vriendelijk hallo zeggen tegen iedereen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Deugden

A

Vaste, goede eigenschappen van personen die ertoe leiden dat deze moreel juist handelen. Het zijn ‘verinnerlijkte waarden’ die de handelwijze van mensen bepalen. Veel deugden komen overeen met waarden. Deugden zijn concreet gekoppeld aan een persoon.

Voorbeeld: moed, zorgzaamheid, respect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hechtingsmoraal

A

Regelt hoe we omgaan met mensen waarmee we verbonden zijn.

Voorbeeld: een vriend helpen zonder dat we er zelf iets door winnen

25
Geweldmoraal
Regelt hoe we omgaan met bedreigende situaties. Voorbeeld: een moord die plaatsvind om een andere moord te wreken.
26
Reinigingsmoraal
Stelt dat reinheid gelijk is aan het goed en besmetting gelijk is aan het slecht.
27
Samenwerkingsmoraal
Speelt een rol in de manier waarop mensen samenwerken. Mensen werken samen om er beter van te worden, of om meer te kunnen bereiken dan dat alleen mogelijk is.
28
Morele normen
Normen die te maken hebben met ideeën over het goede. Regels over hoe we ons moeten gedragen om 'goed' te zijn. Voorbeeld: je bent vriendelijk, je liegt niet,...
29
Fatsoennormen
Regels die bepalen of je gedrag gepast of 'fatsoenlijk' is. Voorbeeld: Je voeten niet op tafel leggen bij iemand op bezoek. Synoniem: Kleine - ethiek / etiquette
30
Juridische normen
Normen die worden vastgelegd als gedragsregel of wet. Deze normen zijn bindend en er zijn sancties verbond aan het overtreden ervan. Synoniem: gestolde ethiek Vaak sluiten juridische regels aan bij de morele normen van de mens. Voorbeeld: je doodt niet, je steelt niet,...
31
Ethiek
Ethos = Zede, gewoonte Betekend eigenlijk hetzelfde als moraal. Wordt gedefinieerd als de systematische reflectie op morele vragen, op basis van rationele argumenten (Je denkt op een georganiseerde manier na over wat goed of slecht is)B
32
Beginselenmoraal
Mensen zoeken naar redelijke argumenten om te onderbouwen waarom een handeling goed of fout is. Als dit op een systematische manier gebeurd, zitten we in het terrein van ethiek.
33
Descriptieve ethiek
= Beschrijvende ethiek beschrijft het feitelijke moraal in een gemeenschap. Het gaat over feiten. Hoe gedragen mensen zich in morele kwesties en wat zijn hun argumenten hierbij.
34
Prescriptieve ethiek
= Normatieve ethiek Hier wordt nagedacht over de pro's en contra's van bepaalde handelingen en wordt een standpunt ingenomen. Het gaat niet over feiten, maar over waarden. Het gaat over hoe mensen zich zouden moeten gedragen.
35
Meta - ethiek
Denkt na over morele vraagstukken op een hoger abstractieniveau. Ze reflecteert over de betekenis, herkomst en geldigheid van visies op goed en kwaad.
36
Beroepsethiek
beschrijft morele regels van een bepaalde doelgroep, of schrijft ze voor aan die beroepsgroep. Het is dus een specifieke soort van descriptieve of prescriptieve ethiek
37
Gevolgenethiek
Beoordeelt de gevolgen of het doel van de handeling en streeft naar het maximaliseren van genot voor zoveel mogelijk mensen. Er wordt een afweging gemaakt tussen de positieve en negatieve gevolgen van een handeling en op basis daarvan wordt een keuze gemaakt.
38
Deugdenethiek
Beoordeeld het karakter en de motieven van de handelende persoon en streeft naar handelen vanuit goede eigenschappen. Er wordt bekeken welke handeling moreel juist is door naar de persoonlijkheid van de handelende persoon te kijken.
39
Deontologie
Beoordeelt de handeling zelf en de intentie ervan, en streeft naar handelen op basis van redelijke morele regels. De handeling wordt beoordeeld, ongeacht de feitelijke gevolgen.
40
Meta - ethiek
Reflecteert over de betekenis, herkomst en geldigheid van visies op goed en kwaad en denkt da over vraagstukken van een een hoger abstractieniveau. 1 van die vragen is of waarden universeel zijn of cultuurgebonden.
41
Cultuur relativisme
Benadering die past binnen het moreel relativisme. Het stelt dat normen en waarden van de ene cultuur niet beter zijn dan die van een andere.
42
Evolutionosme
Gaat ervan uit dat er sprake is van een ontwikkeling binnen culturen en dat niet westerse culturen anders en minderwaardig zijn
43
Beroepsethiek
Beschrijft morele regels van een bepaalde beroepsgroep of schrijft ze voor aan die beroepsgroep. Het is een specifieke soort van descriptieve of prescriptieve ethiek.
44
Descriptieve beroepsethiek
Beschrijft de morele opvatting van een bepaalde beroepsgroep, vaak in een bepaalde context, zonder er een oordeel over te geven. Dat kan door bijvoorbeeld aan beschrijvend onderzoek te doen.
45
Prescriptieve beroepsethiek
regels en richtlijnen worden voorgeschreven over hoe een bepaalde beroepsgroep moreel moet handelen. Bijvoorbeeld de beroepscode of deontologische code
46
Beroepscodes
Schrijven voor hoe de leden van het beroep zouden moeten handelen op basis van waarden die belangrijk geacht worden. De richtlijnen hoeven niet bijgesteld worden als sommigen zich er niet aan houden, het belang van de richtlijn blijft bestaan.
47
Digitale hulpverlening
Overkoepelende term die gebruikt wordt voor online hulpverlening en blended hulpverlening
48
Online hulpverlening
Elke interventie waarbij gebruikt gemaakt wordt van ICT om te communiceren tussen burger, client, patiënt én de dienst, organisatie, hulpverlener. Dit met het oog op het behouden of verhogen van welzijn gezondheid. Bij online hulpverlening vindt de ondersteuning volledig plaats via digitale middelen.
49
Blended hulpverlening
De combinatie tussen face - to - face hulpverlening en online hulpverlening om het welzijn en gezondheid te behouden of verhogen.
50
E - inclusie
= Digitale inclusie Verwijst naar acties en oplossingen die nodig zijn om digitale uitsluiting te voorkomen, zodat iedereen gebruik kan maken van de digitale samenleving
51
Digibank
Heeft verschillende functies: - Laptop uitlenen - Tweedehandsapparaat inleveren - Opleiding volgen over het gebruik van een laptop - Om jouw digitale vragen te beantwoorden - Om je te helpen een online premie aan te vragen Een digibank bestaat uit verschillende digipunten In totaal zijn er 54 digibanken in Vlaanderen (verspreid in Vlaanderen en Brussel)
52
Digipunt
Punten waar mensen terecht kunnen met digitale vragen en waar er op vaste momenten in de week begeleiding aanwezig is.
53
Surfpunt
Hier zijn enkel computers/ laptops aanwezig met toegang tot internet. Je kan hier niet terecht voor begeleiding of ondersteuning.
54
Klinisch werkveld
Richt zich op het in kaart brengen van preventief ondersteunen en begeleiden bij psychische gezondheidsproblemen.
55
Gezins - en leefomgeving
Dit domein richt zich op het begrijpen en verbeteren van de relaties binnen families en bredere sociale omgeving van individuen en hun leefomgeving.
56
Arbeid en organisatie
Hier richten psychologisch consulenten zich op het bevorderen van het welzijn en de prestaties van hun werknemers binnen organisaties.
57
Onderwijs
Hier richten psychologisch consulenten zich op het ondersteunen van leerlingen, leerkrachten en schooldirecties. Dit gebeurd zowel binnen als ronde de schoolomgeving.
58
Forensisch werkveld
In dit domein wordt hulpverlening vertrokken aan een zorgvrager die geconfronteerd wordt met sociale, emotionele en/of psychische gevolgen van een misdrijf, al dan niet binnen een strafrechtelijk kader. Het kan gaan over daders, slachtoffers of mensen die beide zijn