begrippen Flashcards
(55 cards)
1
Q
a la carte
A
alle gerechten die op de kaart staan
2
Q
amuse
A
klein hapje
3
Q
annulè
A
reservering word geannuleerd
4
Q
aperetive
A
voor het eten klein bapje
5
Q
arrive
A
aankomst
6
Q
bon
A
is goed
7
Q
boston shaker
A
roest vast staal
8
Q
blue
A
hoe je je vlees gebakken wil
9
Q
bien-cuit
A
Well done
10
Q
cloche
A
deksel waarmee je gerecht bedekt
11
Q
commode
A
alles wat op tafel staat, opruim plek
12
Q
chamberen
A
kamertemperatuur brengen
13
Q
couvert
A
bestek
14
Q
depart
A
vertrekken
15
Q
depot
A
droesem
16
Q
digestiv
A
naast iets neemt
17
Q
debrasseren
A
afruimen
18
Q
decanteren
A
overgieten fles wijn in een karaf
19
Q
fileren
A
zorgen dat vis geen graten meer heeft
20
Q
friandises
A
hapje naast koffie
21
Q
frapperen
A
kouder maken
22
Q
garnering
A
opmaken
23
Q
garnituur
A
iets erbij
24
Q
gueridon
A
bijzet tafeltje
25
jigger
barmaatje
26
kruimelen
kruimels weghalen
27
l’addition
de rekening
28
legumierè
groenteschaal
29
louche
soeplepel
30
mise en place
voorbereiding
31
mastiek
stofzuigen, planten water geven
32
menage
wat al op tafel staat
33
molton
onderlaken
34
office
ruimte tussen keuken en restaurant
35
passant
inlopende mensen die niet hebben gereserveerd
36
piece
hoofdgerecht
37
placeren
mensen naar tafel brengen
38
poleren
schoon service oppoetsen
39
pressè
druk uitvoeren
40
rechaud
apparaat om iets op te warmen
41
rayon
wijk
42
sauciere
sauzen gescheiden
43
separe
apart
44
side plate
klein bordje links met mesje
45
sommelier
goeie kennis van wijn
46
stewarding
regelen van alles
47
strainer
barzeef
48
supplement
iets naast gerecht
49
plongeur
afwasser
50
terrine
soep terrine, ook gerecht zijn
51
tracheren
schuine plakjes snijden
52
pouvriere
fooi
53
uitserveerbestek
lepel vork standaard op tafel
54
vaste attributen
bloemetje, asbak
55
walk out
niet betalende gast