Begrippen Flashcards

(56 cards)

1
Q

Orgaan

A

Een deel van een organisme dat een taak uitvoert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Orgaan stelsel

A

Een groep samenwerkende organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoofd wortel

A

Een lange dikke wortel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zijwortels

A

Zitten vast aan de hoofd wortel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wortel haren

A

Zitten aan de uiteinden van de zijwortels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wortelstelsel

A

Alle wortels van een plant samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mineralen

A

Voedingsstoffen van planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Reserve stoffen

A

Stoffen die de plant niet meteen nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Houtachtige plant

A

Omdat het veel hout heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kruidachtige planten

A

Met geen hout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bladsteel

A

Hiermee zit het blad vast aan de stengel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Blad schijf

A

Het platte gedeelte van een blad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Nerven

A

Hoofdnerf en zijnerven, de nerven bestaan uit vaatbundels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Blad moes

A

Alles tussen de nerven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vaten

A

Lange dunne buisjes in de stengel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vaatbundel

A

Vaten in groepjes bij elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vaten stelsel

A

Vaten in vaatbundels van de wortels tot in de bladeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Cellen

A

De bouwstenen van een organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Cytoplasma

A

Dikke vloeistof die bestaat uit water met opgeloste stoffen en zwevende deeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Celmembraan

A

Een dun vlies om het cytoplasma, eiwitten in het celmembraan regelen de opname en afgifte van stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Celkern

A

Regelt alles wat er in de cel gebeurd, de celkern is omgeven door een kermembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Kern membraan

A

Omgegeven van een kern plasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Celwand

A

Stevig laagje om de cel heen, een celwand behoort niet tot de cel, maar is tussencelstof.

24
Q

Vacuole

A

Een blaasje gevuld met vocht

25
Plastiden
Korrels met een bepaalde functie Bladgroenkorrels Kleurstofkorrels Zetmeelkorrels
26
Bladgroenkorrels
Komen voor in de groene delen van een plant
27
Kleurstofkorrels
Geven bloemen en vruchten kleur
28
Zetmeelkorrels
Is zetmeel in opgeslagen
29
Cel organelle
Delen van een cel die een eigen functie hebben
30
Chromosomen
Lange dunne draden
31
Lichaamscellen
De cellen waaruit je lichaam is opgebouwd
32
Dna
Een stof
33
Basen
Atcg - Paren vormen
34
Basenpaar
Vormen paren a met t en c met g
35
Erfelijke eigenschappen
Eigenschappen van je ouders die je erft
36
Celdeling
Ontstaan in je huid voortdurend nieuwe cellen
37
Moeder cel
Kan dochtercellen vormen door een celdeling
38
Plasma groei
Dochtercellen groeien
39
Gespecialiseerde cel
Ontwikkelt een van de dochtercellen zich
40
Celcyclus
Belangrijk voor de groei en ontwikkeling van een organisme
41
Stamcellen
Kunnen zich oneindig vaak delen
42
Embryonale stamcellen
Cellen van een nog niet geboren kind
43
Weefsel
Een groep cellen met de zelfde vorm en functie
44
Tussencelstof
Zit tussen de cellen
45
Opperhuid
Deze laag vernieuwd zich voordurend
46
Huidmondjes
Ligt tussen de opperhuiden
47
Cambium
Een laag cellen dicht onder de schors
48
Jaarring
Het hout dat een boom in een jaar vormt
49
Eencellige organismen
Levende wezens die slechts uit een cel bestaan
50
Amoebe
Leeft in het water
51
Pantoffeldiertje
Leeft in het water
52
Schijn voetjes
Kunnen van vorm veranderen door het uitsteken en intrekken van pseudopodia
53
voeding vacuole
Een ingesloten bacterie
54
Trilhaartjes
Staat op het celmembraan
55
Celmond
De trilhaartjes duwen voedsel hiernaar
56
Celanus
Onverteerde resten worden hierdoor verwijderd