Begrippen Flashcards

1
Q

Aanlandige wind

A

Een wind die vanaf de zee naar het land waait.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aardas

A

Denkbeeldige lijn die dwars door de aarde van de Noordpool naar de Zuidpool loopt. De aarde draait in 24 uur om zijn as.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aflandige wind

A

De wind die vanaf het land naartoe zee waait.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Atmosfeer

A

De luchtlaag om de aarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Evenaar

A

De breedtecirkel van 0° die de aarde verdeelt in een noordelijk en zuidelijk halfrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Frontale regen

A

Regen ontstaat doordat warme en koude lucht elkaar ontmoeten. Warme lucht wordt gedwongen op te stijgen waarna het condenseert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gematigd zeeklimaat

A

Klimaat waarin het verschil tussen de zomer- en wintertemperatuur gematigd is en de neerslag het hele jaar door kan vallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gletsjers

A

Grote ijspakken in de bergen, die ontstaan door ophoping van sneeuw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoge breedte

A

De afstand ten opzicht van de evenaar uitgedrukt in graden, waarbij de afstand boven de 60e graad ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hooggebergteklimaat

A

Klimaat in gebieden hoger dan 1500 meter met vrijwel altijd temperaturen onder 0 en sneeuw of ijsbedekking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Invalshoek van de zon

A

De hoek waarin de zonnestralen het aardoppervlak raken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Klimaat

A

Het gemiddelde weer, gemeten over een periode van 30 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Klimaatverandering

A

De geleidelijke verandering van het klimaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Korte waterkringloop

A

Het proces waarbij zeewater na verdamping uit zee via wolken in zee terug valt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lage breedte

A

De afstand ten opzichte van de evenaar uitgedrukt in graden, waarbij de afstand onder de 30e graad ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Lange waterkringloop

A

Het proces waarbij zeewater na verdamp uit zee via wolken, neerslag, grondwater en rivieren weer terugstroomt naar zee.

17
Q

Landklimaat

A

Klimaat met een groot verschil tussen zomer- en wintertemperatuur.

18
Q

Maximumtemperatuur

A

De hoogste temperatuur die overdag wordt gemeten.

19
Q

Minimumtemperatuur

A

De laagste temperatuur die in de nacht wordt gemeten.

20
Q

Pooldag

A

Periode in het jaar waarin de zon voor een langere periode niet ondergaat.

21
Q

Poolklimaat

A

Klimaat met vrijwel altijd temperaturen onder nul en sneeuw of ijsbedekking.

22
Q

Poolnacht

A

Periode in het jaar waarin de zon voor een langere periode niet opkomt.