Begrippen Flashcards
(44 cards)
Affectieve voorspelling
Verwachte gevoelens over een toekomstige gebeurtenis
Afhankelijke variabele
De variabele die de onderzoeker meet om te zien of die wordt beïnvloed door de onafhankelijke variabele; de onderzoeker heeft de hypothese dat de afhankelijke variabele afhangt van de onafhankelijke variabele.
Agressie
Doelbewust gedrag dat erop is gericht om een ander te kwetsen of pijn te doen
Alledaags realisme
De mate waarin een experiment lijkt op situaties in het dagelijks leven.
Altruïsme
Het verrichten van een handeling ten gunste van een ander zonder daar zelf enig belang of voordeel bij te hebben.
Altruïstische persoonlijkheid
De eigenschappen die ervoor zorgen dat een individu anderen helpt in een groot aantal verschillende situaties.
Analyse van archieven
Vorm van de observationele methode waarbij de onderzoeker de verzamelde documentatie, oftewel de archieven, van een cultuur onderzoekt (bijvoorbeeld dagboeken, romans, tijdschriften en kranten)
Analytische denkstijl
Manier van denken waarbij mensen zich richten op de kenmerken van objecten zonder aandacht te schenken aan de context; deze manier van denken is gebruikelijk in de westerse wereld.
Angstig-ambivalente hechtingsstijl
Een hechtingsstijl die wordt gekenmerkt door de angst dat anderen het verlangen naar intimiteit niet zullen beantwoorden, wat leidt tot een hogere dan gemiddelde mate van angst.
Angstmanagementtheorie
De theorie die inhoudt dat zelfvertrouwen een buffer is die mensen beschermen tegen angstwekkende gedachten over hun eigen sterfelijkheid.
Angstopwekkende communicatie
Persuasieve boodschap die de attitudes van mensen door middel van angst probeert te veranderen.
Anker- en correctieheuristiek
Mentale aanname waarbij mensen een getal of waarde als beginpunt gebruiken en vervolgens onvoldoende op dit ankerpunt corrigeren
Aselecte steekproef
Manier om ervoor te zorgen dat een steekproef representatief is voor de populatie doordat iedereen in die populatie evenveel kans heeft om geselecteerd te worden voor de steekproef.
Aselecte steekproef
Manier om ervoor te zorgen dat een steekproef representatief is voor de populatie doordat iedereen in die populatie evenveel kans heeft om geselecteerd te worden voor de steekproef.
At random steekproef (randomisatie)
Het willekeurig ordenen of in groepen indelen van een populatie.
Attitude
Een evaluatie van een attitudeobject zoals mensen, voorwerpen en ideeën.
Attitude-inentingstechniek
Mensen wapenen tegen pogingen om hun attitudes te veranderen door ze van tevoren bloot te stellen aan kleine doses argumenten tegen die attitudes.
Attitudetoegankelijkheid
De sterkte van de associatie tussen een attditudeobject en iemands evaluatie van dat object, uitgedrukt in de snelheid waarmee de betrokkene kan zeggen wat hij van het object vindt.
Attributie
Het toeschrijven van oorzaken aan het eigen of andermans gedrag en daarmee voorzien van verklaringen
Attributietheorie
Beschrijving van de manier waarop mensen de oorzaken van hun eigen en andermans gedrag verklaren.
Automatisch denken
Denken dat onbewust, onopzettelijk, onwillekeurig en zonder inspanning geschiedt.
Barrière van overdreven zelfvertrouwen
Gegeven dat mensen gewoonlijk te veel vertrouwen op de nauwkeurigheid van hun eigen oordelen.
Basisdilemma van de sociaal psycholoog
Het compromis tussen interne en externe validiteit bij het doen van onderzoek; het is zeer moeilijk om een experiment uit te voeren waarvan zowel de interne (alle irrelevante variabelen onder controle) als de externe validiteit (generaliseerbaarheid naar andere situaties en mensen) groot zijn.
Behaviorisme
Stroming in de psychologie die de stelling verdedigt dat men, om menselijk gedrag te kunnen begrijpen, slechts hoeft te kijken naar de bekrachtigende eigenschappen van de omgeving