begrippen Flashcards

(76 cards)

1
Q

landbouw

A

economische activiteit waarbij land wordt gebruikt om dieren of planten te kweken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

rechtspraak

A

beoordelen en eventueel bestraffen van wetsovertredingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

rechtstaat

A

gebied waarin er regels zijn die zowel voor de burgers als voor de machtshebbers gelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

rechtbank

A

instelling waarin rechters schuld en straf bepalen bij een misdrijf en geschillen oplossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

(veranderende) territoriale invulling

A

wijze waarop het grondgebied en de grenzen veranderen doorheen de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

grens

A

afbakening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

agrarische samenleving

A

samenleving waarin landbouw en veeteelt de belangrijkste economische sectoren zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

geweld

A

uitoefening van macht waarbij mentale of fysieke schade aan anderen wordt berokkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mensenrechten

A

basisrechten die elk mens ter wereld zou moeten hebben, zoals recht op leven, arbeid, onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

oorlog

A

gewapend conflict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

stedelijke samenleving

A

samenleving met de kenmerken van een stad zoals dichte bewoning, een centrum, gespecialiseerde nijverheid of ambachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

chronologie

A

ordening in een tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

eeuw

A

periode van 100 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

millennium

A

periode van 1000 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

periode

A

afbakening in een tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

stedelijk

A

behorend tot de stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

tijdrekening

A

manier om te situeren in de tijd. We gebruiken meestal de tijdrekening ‘voor en na christus’. Soms drukken we tijd ook uit in ‘aantal jaar geleden’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

westers

A

wel of niet behorend tot het Westen. Dit is een verwijzing naar de cultuur, politiek en economie van west- europese samenlevingen en bij uitbreiding van andere regios die die gebruiken hebben overgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

west-europees

A

uit regio in Europa waartoe de huidige Benelux, Frankrijk en Duitsland horen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

gewoonte

A

gebruik dat van generatie op generatie wordt doorgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

kunst- en cultuuruitingen

A

product van menselijke creativiteit en culturele identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

mozaïek

A

wandversiering waarin de figuren worden gevormd door kleine ingelegde stukjes glas en steen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

levensbeschouwelijke organisatie

A

wijze waarop mensen met eenzelfde geloof of met dezelfde visie op het leven zich roganiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

bekeren

A

iemand overtuigen om zich bij jou religie aan te sluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
bisschop
geestelijke die aan het hoofd van een bisdom, kerkelijk gebeid staat
26
christendom
monotheïstische religie gebaseerd op de gedachte dat Jezus van Nazareth de menselijke zoon van God is
27
katholiek
gebonden aan de christelijke leer zoals de kerk van Rome onder leiding van de paus ze voorschrijft
28
kerk
instelling van christelijke gelovigen, zoals bv de Rooms-Katholieke kerk. Kerk is ook de term voor het gebedsgebouw van christenen
29
klooster
gebouw waarin een christelijke gemeenschap van geestelijken in afzondering leeft om zich aan God en het geloof te wijden
30
paus
geestelijke leider die aan het hoofd van de Katholieke Kerk staat
31
multiculturele samenleving
gebeid waarin mensen van verschillende culturen met elkaar samenleven
32
traditie
gewoonte die van generatie op generatie wordt doorgegeven
33
handel
economische activiteit waarbij goederen worden uitgewisseld tegen betaling
34
bestuurlijke organisatie
wijze waarop een samenleving ingericht en bestuurd wordt
35
bestuurstaal
officiële taal in een land die wordt gebruikt door machtshebbers.
36
keizer
hoogste titel voor het hoofd van een monarchie, bv Romeinse keizer
37
koning
titel voor het hoofd van een monarchie, bv de Franse koning
38
leenheer
koning of edelman aan wie een vazal trouw zweert
39
macht
de mogelijkheid hebben om je invloed op mensen of gebeurtenissen te gebruiken
40
vazal
vertrouweling van de leenheer. De vazal kreeg een ambt of grond van de leenheer in ruil voor zijn trouw en diensten.
41
vazalliteit
vertrouwensrelatie tussen een leenheer en een vazal als middel om een rijk te besturen en te verdedigen.
42
vorst
edelman met adellijke titel zoals bv. graaf, hertog, koning
43
monarchie
staatsvorm waarbij de vorst door erfopvolging wordt aangeduid
44
eenheid
samenhorigheid in een bepaald gebied of tussen gebieden
45
expansie
uitbreiding, bv van grondgebied
46
grondgebied
territorium, bv een gebied waarover bestuurd wordt
47
koninkrijk
gebied waarvan een koning het staatshoofd is
48
territorium
grondgebied
49
verbrokkeling
uit elkaar vallen van het grondgebied in kleinere stukken
50
verovering
met geweld in bezit nemen, bv van een grondgebied of territorium
51
gelaagde samenleving
samenleving waarbij niet alle mensen dezelfde rechten of kansen hebben
52
adel
middeleeuwse stand waarvan de leden (edelen) een bevoorrechte positie innamen.
53
migratie
verplaatsing van groepen mensen van de ene naar de andere plaats
54
nomadische samenleving
samenleving waarbij mensen in groepen rondtrekken
55
stam
groep mensen die samenleeft zonder of met heel beperkte ongelijkheid, eigen aan nomadische samenlevingen.
56
(on)gelijkheid
toestand waarin mensen in de samenleving al dan niet dezelfde kansen en rechten hebben
57
(on)vrijheid
toestand waarin mensen in de samenleving al dan niet onderworpen of afhankelijk zijn
58
breuk
plotse verandering
59
continuïteit
periode waarin iets voortduurt
60
evolutie
periode van geleidelijke veranderingen
61
scharniermoment
moment van grote maatschappelijke verandering, overgang tussen twee periodes
62
verandering
wijziging, het anders worden
63
icoon
beschilderd paneel waarop Christus of heiligen zijn afgebeeld in de Byzantijnse rijk
64
concilie
belangrijke vergadering van christelijke leiders waarin kerkelijke aangelegenheden worden besproken
65
oosters-orthodoxe kerk
christelijke kerk in het Byzantijnse rijk die zich vanaf het groot schisma afscheurde van de rooms-katholieke kerk
66
religieuze breuk
het uiteenvallen van een religie in verschillende strekkingen
67
schisma
scheuring, bv binnen een religieuze gemeenschap
68
absolutisme
staatsvorm geleid door een onbeperkte aleenheerschappij
69
alleenheerschappij
autocratie, bestuursvorm waarbij één persoon zo veel mogelijk macht in handen heeft
70
alleenheerser
staatsman die alle macht naar zich toe trekt en zo onbeperkte macht verwerft
71
cesaropapie
staatsvorm waarbij de wereldlijke leider (caesar of keizer) ook de kerkelijke leider (papa of paus) is
72
voertaal
taal die in een bepaald gebied in het dagelijkse leven wordt gebruikt. Die is niet altijd dezelfde als de bestuurstaal
73
centralisatie
proces waarin de macht of het bestuur in handen van centrale instellingen komt
74
codex
bundel wetteksten
75
kruistocht
gewapende expedities van westerse christenen, vooral tegen moslims, tijdens de hoge middeleeuwen
76
standplaatsgebondenheid
de context waarin mensen zich bevinden, beïnvloedt hun denken en handelen