begrippen Flashcards

1
Q

actoren

A

mensen of instanties die invloed proberen uit oefenen op de oplossing van een mp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

collectieve-actieproblemen

A

samenwerking om een probleem op te lossen kan belemmerd worden door angst dat andere profiteren van de oplossing zonder daar zelf aan mee te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waarden

A

belangrijk principe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

norm

A

leef of gedrags regel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

pluriforme samenleving

A

veel vormige samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

nature

A

aangeboren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

nurture

A

aangeleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

socialisatie

A

het proces waarin mensen de cultuur vann de groep eigen maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

impliciete socialisatie

A

onbewust en zonder dwang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

expliciete socialisatie

A

bewust en met dwang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

formele sanctie

A

geschreven regel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

informele sanctie

A

ongeschreven regel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

autoritaire opvoeding

A

strenge regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

laissez-faire opvoeding

A

laat maar gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

permissieve opvoeding

A

betrokken en toegeeflijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

autoritatieve opvoeding

A

kaders en rekening met wensen

17
Q

persoonlijke identiteit

A

het beeld dat je van jezelf hebt en naar buiten uitdraagt

18
Q

sociale identiteit

A

ontleen je aan de groepen waarvan je deel uitmaakt

19
Q

discriminatie

A

het ongelijk behandelen van mensen op basis van kenmerken die op dat moment niet van belang zijn

20
Q

stereotypen

A

een vaststaand beeld van een groep mensen gebaseerd op een versimpeling of overdrijving van de werkelijkheid

21
Q

vooroordelen

A

een oordeel of mening over iemand zonder dat je der persoon kent

22
Q

etnisch profileren

A

dat de politie mensen staande houd op basis van afkomst ( onbewust en indirect)

23
Q

xenofobie

A

het gevoel dat alles wat je kent bedreigd wordt door iets nieuws, vreemds

24
Q

intolerantie

A

het niet kunnen accepteren dat mensen andere meningen of levensstijl hebben

25
Q

dominante cultuur

A

waarden, normen van de overheersende groep in de samenleving

26
Q

subcultuur

A

wijkt af van de dominante cultuur

27
Q

tegencultuur

A

cultuur die zich bezet tegen dominante cultuur

28
Q

cultuuruniversalisme

A

er gelden universele waarden

29
Q

cultuurrelativisme

A

cultuur gelijkwaardigs

30
Q

assimilatie

A

nieuwkomers passen zich volledig aan een nieuwe cltuur

31
Q

segregatie

A

samenleving met allemaal verschillende gemeenschappen

32
Q

integratie

A

het opnemen in een groep met verschillende gemeenschappen

33
Q

sociale cohesie

A

verbindingen

34
Q

positieverwerving

A

de mate waarin nieuwkomers er zelf in slagen een positie in de samenleving te werven

35
Q

positietoewijzing

A

de samenleving moet mensen de kans geven te integreren

36
Q

polarisatie

A

het bewust uitvergroten van verschillen met als doel de eigen groepsidentiteit te versterken