Begrippen Flashcards
(34 cards)
Ideaaltypische vormen van sociale bindingen
- economische bindingen
- politieke bindingen
- cognitieve bindingen
- affectieve bindingen
Groepsvorming
Bindingen tussen meer dan twee mensen die tot stand komen, doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.
Formele groepen
Vast omschreven doelen, normen en regels en de rollen binnen een formele groep zijn vastegelegd.
Informele groepen
De rollenstructuur is flexibel en doelen, normen en regels liggen niet vast.
Situaties waarin mensen niet langer bij een groep horen
- willen horen; dropping out en opting out
- mogen horen; uitsluiting en discriminatie
- kunnen horen; armoede, werkeloosheid
Verschillende factoren die sociale cohesie bevorderen
- wederzijdse afhankelijkheid of eigenbelang
- dwang of macht
- gedeelde waarden en normen, of te wel saamhorigheidsbesef
Sociale controle
Het handhaven van de binding in de samenleving
Formele sociale controle
Activiteiten van personen of instanties die op grond van formelen wetten, besluiten of statuten de taak toebedeeld hebben gekregen ervoor te zorgen dat mensen zich aan de regels houden. Formele sociale controle wordt uitgeoefend door mensen die zich beroepen op hun positie binnen een groep/organisatie waarvan het gecontroleerde individu deel uit maakt.
Negatieve effecten van sociale controle
- persoonlijke vrijheid en ontplooiing kan worden ingeperkt
- de kans dat sociale controle haar doel voorbij schiet en juist opstandige en van de normen afwijkende individuen oplevert
- sociale controle kan excessen in processen van in- en uitsluiting veroorzaken
Kenmerken sociale instituties
- ze bestaan buiten het individu om
- ze hebben vaak een lange traditie
- ze zijn enerzijds vrij stabiel, maar anderzijds ook relatief veranderlijk door de tijd heen
- ze zijn niet alleen gebaseerd op dwingende of wettelijke macht, maar berusten vaak op moreel gezag
- ze zijn dwingend
Functies van politieke partijen
- rekrutering en selectie
- articulatie
- mobilisatie
- aggregatie
- communicatie
- er zijn meer ‘zwevende kiezers’
- het aantal mensen dat lid is van een politieke partij neemt af
- er is een toenemende concurrentie van media en pressiegroepen
- sommige partijen zijn zich als organisaties meer gaan richten op het binnenhalen van politieke funcites en minder op de betrokkenheid van hun leden
Bedreigingen van de Nederlandse samenleving categorieën
- bedreiging van natuurlijke aard
- bedreiging van technologische aard
- bedreiging van sociale aard
Risicomaaatschappij
Beck stelt dat in zo’n maatschappij vaak niet duidelijk wordt wie er verantwoordelijk is voor de risico’s, wat kan leiden tot conflicten, en dat men het niet eens kan worden over de juiste aanpak ervan. Dit zorgt voor een verlies aan vertrouwen van burgers in een afnemende binding met bestaande sociale en politieke instituties.
Objectieve (on)veiligheid
De aard en omvang van criminaliteit, ongevallen en rampen
Subjectieve (on)veiligheid
De aard en omvang van criminaliteit, ongevallen en rampen beleven en wordt gekeken naar gevoelens van (on)veiligheid.
Veiligheidsutopie
De huidige maatschappelijke cultuur vraagt optimale individuelen vrijheid, maar anderzijds een krachtdadig optreden door de overheid om de negatieve gevolgen van die vrijheid in te dammen en collectieve veiligheid te kunnen garanderen. Vrijheid VS gelijkheid.
Criminaliteit
Menselijk gedrag waarbij andere personen of dieren of het milieu worden uitgebuit of schade toegebracht en de sociale regels schendt. Het geheel van gedragingen dat wettelijk strafbaar is gesteld.
Criminaliteit is relatief
De aard en omvang van criminaliteit verschilt ook tussen landen en perioden.
Factoren die criminaliteit kunnen bevordenen
- minder sociale cohesie
- meer groepsvorming en integratie in ‘criminele (jeugd) groepen’
- meer losse gezagsverhoudingen tussen bevolking en politie
- meer ongelijkheid
De bindingstheorie
Maatschappelijke bindingen werken remmend op criminaliteit
De anomietheorie
De sociale structuur van de maatschappij werkt normafwijkend gedrag in de hand als he doelen definieert zonder dat de middelen om die te bereiken toereikend zijn.
De gelegenheidstheorie
Die stelt dat het niveau van de criminaliteit stijgt door de grotere aanwezigheid van potentiële daders, de grotere aanwezigheid van geschikte doelwitten en de grotere afwezigheid van voldoende sociale bewaking.
De rationele keuzetheorie
De keuze tussen alternatieve, zoals het wel of niet plegen van een bepaald misdrijf, het gevolg van een afweging van kosten en baten, waarbij de baten hoger worden geschat.