begrippen Flashcards
(20 cards)
fenotype
alle uiterlijke kenmerken van een organisme, veroorzaakt genotype en milieufactoren
genotype
alle erfelijke informatie van een individu, opgeslagen in de celkern van alle cellen
chromosoom
onderdeel van de celkern waarop de erfelijke informatie ligt opgeslagen, bestaat ui een eiwit en uit DNA
gen
deel van een chromosoom met daarin de informatie voor 1 erfelijke eigenschap, bijvoorbeeld oogkleur
allel
de variatie die binnen een gen mogelijk is, bijvoorbeeld blauwe ogen of bruine ogen
milieufactoren
invloed uit de omgeving van een organisme (op het fenotype)
genenpaar
in lichaamscellen zijn alle genen in paren dus 2
genexpressie
genen kunnen aan of uit staan, wanneer een gen aanstaat kan het tot uiting komen.
DNA-code
de volgorde van bouwstenen A, T, C, G, met informatie voor een erfelijke eigenschap
basen
de bouwstenen A, T, C, en G
RNA
een kopie van je DNA om eiwitten te maken
ribosoom
dit organel vangt het RNA op en vertaalt de RNA code naar een eiwit
meiose
speciale celdeling, waarbij geslachtscellen ontstaan. deze geslachtscellen krijgen de helft van de erfelijke informatie, dus 23 chromosomen.
mitose
gewone celdeling, waarbij lichaamscellen ontstaan. deze lichaamscellen krijgen elk alle erfelijke informatie, dus 46 chromosomen.
bevruchting
samensmelten van de geslachtscellen. (op dit moment komt genotype van een nieuw organisme vast te liggen.)
moedercel
cel die zich gaat delen, waardoor dochtercellen ontstaan
dochtercel
cel die ontstaat na de celdeling van een moedercel
geslachtelijke voortplanting
voortplanting door samensmelten van geslachtscellen (genotype is combinatie van ouders)
ongeslachtelijke voortplanting
geslachtscellen spelen geen rol, nakomeling ontstaat uit een ouder (genotype is gelijk aan dat van die ouder)