begrippen Flashcards

(21 cards)

1
Q

A veroorzaakt direct B

  • Hoe heet deze relatie?
A

Directe causale relatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

A en B delen dezelfde oorzaak (bijvoorbeeld leeftijd)

  • Hoe heet deze relatie?
A

(spurious) onechte associatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

A beïnvloed B via een derde variabele C

  • Hoe heet deze relatie?
A

(Chain) indirecte relatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Relatie tussen A & B en varieert afhankelijk van variabele C

  • Hoe heet deze relatie?
A

Moderende variabele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een afwezige relatie wordt zichtbaar zodra er een variabele C wordt gevonden

  • Hoe heet deze relatie?
A

Suppressor variabele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Random variatie leidt soms tot een foute associatie

  • Hoe heet deze relatie?
A

Toeval/coincidence

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een aanwezige correlatie verdwijnt zodra er een variabele C wordt gevonden

  • Hoe heet deze relatie?
A

Lurking variabele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Trend in afhankelijke groepen keert om als data wordt samengevoegd (waarschijnlijk door een verborgen confounder zoals leeftijd)

A

Simpsons paradox

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij influential observation waar moet je dan naar kijken om een outlier te vinden?

A

Als de Cooks distance groter is dan 1 heb je met een outlier te maken (D1 >1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat toetst de F toets? Geef ook de formule

A

De F-toets toetst de globale significante van het model

F = MSModel/MSError

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de 4 assumpties bij lineaire regressie

A
  • Data is ONAFHANKELIJK
  • Relatie tussen data is LINEAIR
  • Homoscedasticiteit
  • Residuals zijn NORMAAL VERDEELD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is inferentie? Welke twee toetsen zijn essentieel?

A

Is het verband wat je ziet ook echt in de populatie? BHI’s en hypothesetoetsen zijn essentieel om de onzekerheden te kwantificeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekent de Y

A

De response/dependent variabele - variabele die je wilt voorspellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent de X?

A

Explanatory/independent/predictor - variabele die een verklarende rol heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe heet de ‘beste lijn’ die zo dicht mogelijk langs alle puntjes gaat –> Het lukt bijna nooit om precies door alle puntjes te gaan waardoor er ruimte (residuals) over blijft tussen de lijnen en de puntjes

A

Ordinary Least Squares methode (OLS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe bereken je de R2 met een JASP tabel?

A

SSRegression / SSTotal

Correlatie bereken je door hier de wortel uit te halen.

17
Q

Wanneer krijg je een scheve verdeling van r?

A

Bij een kleine steekproef of een extreme correlatie dichtbij de 1 of 0

18
Q

R2 formule ANOVA tabel multiple regression

Tussen welke 2 getallen ligt de R2?

A

R2= SSM/SST

R2 ligt altijd tussen de 0 en 1 (perfecte lineaire relatie)

19
Q

MSM formule

A

MSM = SSM/DFM

20
Q

MSE formule