begrippen Flashcards

(63 cards)

1
Q

actio

A

retoriek: laatste taak redenaar, de voordracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aitiologische mythe

A

hoofdwerk Kallimachos; Aitia - oorzaken - bestaat uit aaneenschakeling miniatuurtjes; verklaring vr allerlei feesten, gebruiken,… = verklaringsmythe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

anthologia palatina

A

onschatbare verzameling v duizenden epigrammen, met oa anacreontea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

antropomorfisme

A

toekennen van menselijke eigenschappen aan niet-menselijke wezens; bv. in Homerische epen, later kritiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aoidos/barden

A

professionele zangers, vertellers aan aristocratische hoven, die als entertainment de herinnering levend houden aan grote daden uit tijd waarin goden en mensen nog met elkaar omgingen
=> half improviserend, met verzoeknummers uit flexibel repertoire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

asianisme

A

retorische stroming tijdens hellenisme: gezwollen, barokke stijl
=> naam: verschillende Klein-Aziatische steden waren belangrijke retorische centra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

atticisme

A
  • als stijlrichting: reactie Asianisme: soberder
  • als taalnorm: reactie op koinè: terugkeer nr taal uit klassieke periode => puur talige aangelegenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bucolische poëzie

A

romantiserende en idealiserende blik op landleven, typisch vr stedelingen
- verschil tss onderwerp (gewone landman) en moeilijke vorm (door en voor intellectuelen) is ironisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dactylische hexameter

A

meest gebruikt versvoet epische gedichten bv. Ilias en Odyssee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dialecten

A

Grieks = verzamelnaam dialecten
- eolisch en ionisch (klein-azië)
- attisch (latere standaardgrieks)
- dorisch (vaste land en Magna Graecia)
=> door dominante Attisch sterven dialecten langzaam uit, maar blijven wel behouden in boekentaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dialoog (Plato)

A

zijn oevre bestaat uit dialogen, niet uit eigen naam, maar laat meerdere personages aan het woord => nieuw genre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dionusia

A

7-daags religieus feest in maart
- 3 dagen voor tragediewedstrijden
- dithyrambewedstrijd
- volksvergadering in Dionysos theater
- tragediestukken voor massapubliek (14.000 tot 17.000)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dispositio

A

retoriek: 2e taak redenaar = ordening v gegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dithyrambe

A

koorzangen vr Dionysos; oorsprong tragedie!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

eidyllion

A

“genretafereeltje”: schetsen uit dagelijks leven, dialoog of monoloog.
- nieuw genre hellenisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

elegie

A

metrische benaming vr elegisch distichon
- overheersende taal: ionisch-episch dialect
- versch categorieën bv. krijgselegie, liefdeselegie,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

elegisch distichon

A

bestaat uit dactylische hexameter en dactylische pentameter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

elocutio

A

retoriek: 3e taak redenaar = formulering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

epeisodion

A

tragedie: besproken door Aristoteles in zijn Poetica
- standaardstructuur uit prologos, parados, epeisodion, stasimon, exodos
=> epeisodion = bedrijf, acteurgedeelte (soms met interventie koor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

epigram

A

aanvankelijk inscriptie (graf), niet voor performances
- oudste in hexameters, later elegisch distichon
- later ook fictieve epigrammen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

epische cyclus

A

epen uit orale traditie die opgeschreven werden, we kennen stof en inhoud door verwijzingen en samenvattingen
- sommigen circuleerden onder auteurschap v Homeros
- snel onderscheid Homerische epen en cyclische epen
- stof: Thebaanse cyclus (Oidipous), Trojaanse (Trojaanse oorlog), ‘losse’ epen (bv. sagen rond Herakles)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

epitheton

A

vaste typerende naamwoorden, vaak gebruikt door Homeros vb. snelvoetige Achilles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

epyllion

A

‘klein eposje’, mythologische stof in korte vormen, met ‘kleine’ invalshoek (randfiguren)
- populair hellenisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

ethos

A

retoriek: technische overtuigingsmiddelen, geloofwaardigheid spreker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
fabel
korte, verzonnen vertelling die een zedenles voorstelt; in keizertijd heb je genre van fabeldicht
26
figuurgedichten
gedicht waarbij uiterlijke vorm een belangrijke rol speelt, vorm beeldt inhoud/centrale gedachte uit
27
hamartia
tragedie: belangrijke term die Aristoteles gebruikte ivm de tragedie in zijn poetica. = fout-vergissing-schuld die fataal blijkt te zijn
28
homerische hymne
collectie van 33 hymnen ter ere vd Olympische goden die aan Homeros werden toegeschreven - soort van 'voorprogramma' Ilias en Odyssee - volgen vast patroon: aanroeping godheid met epitheta, afstamming god, daden god, afsluitend gebed
29
hypokrites
tragedie: koorleider zou het koor van antwoord hebben gediend en zo eerste acteur zijn geworden => betekent antwoorder
30
inventio
retoriek: eerste taak redenaar, vinden van info (argumenten)
31
ironie
=> dramatische/tragische: verteltechniek waarbij toeschouwer meer dan een of meer personages weet => spanningseffect => sokratische: doet alsof hij redenering gesprekspartner volgt, terwijl later blijkt dat hij het niet eens is => op proef stellen opvattingen gesprekspartner
32
jambe
metrum vd jambische trimeter, variant is hinkjambe - ook trocheïsche tetrameter - naam hangt samen met "psogos": scheldetirade, een gebruik te vgl met carnaval waarbij mensen publiekelijk belachelijk worden gemaakt
33
jambografie
voornaamste: Archilochos, grondlegger spottende jamben
34
Kanon
richtsnoer: in milieu v bibiotheken van Alexandrië opgesteld, zouden latere overlevering mee bepalen => belangrijk geachte teksten gekopieerd
35
leerdicht
- formeel niet te onderscheiden van epos - belangrijkste versmaat: dactylische hexameter (soms elegisch distichon) - inhoudelijk: doel = didactisch, verschillend van heroïsche poëzie - 4 subsoorten: theologisch, praktisch-didactisch, filosofisch, wetensch - kan gezien worden als niet-apart genre, dan hoort het tot didactisch epos en didactische elegie - belangrijkste: Hesiodos
36
logograaf (retoriek en historiografie)
=> retoriek: konden versch personen zijn die de redevoering schreven en uitspraken: retoren die teksten in opdracht schreven = logografen => historiografie: iem die proza gebruikt om feiten, data, gebeurtenissen en namen vast te leggen (soort van archivaris)
37
logos
retoriek: technisch overtuigingsmiddel: logos = argumenten, boodschap
38
LXX / septuagint
naam Griekse versie OT - bestaat uit novellen, verhalen over en van profeten, poëzie, ... - zou verricht zijn door 72 joodse geleerden, die onafhankelijk van elkaar op dezelfde vertaling uitkwamen (=> naam:70)
39
lyriek
alle niet-hexametrische of niet-dramatische poëzie - betekent 'met de lier', door antieken zelf enkel gebruikt voor gezongen poëzie; gesproken / gezongen - weinig overlevering, wel onrechtstreeks
40
memoria
retoriek: 4e taak redenaar: memoriseren
41
mimiambe
korte pseudo-realistische scènes uit dagelijks leven vd lagere klassen, bestemd voor solo-voordracht - Herondas - nieuw genre hellenistische periode
42
mouseion
- Alexandrië, hellenisme; plaats gewijd aan muzen (=> naam) - permanent centrum research and development, beste wetenschappers en kunstenaars - labo, dierentuin, observatorium etc - alles verzamelen wat in Grieks geschreven was in bib
43
Nieuwe Komedie
tendens naar sitcom, over dagelijks leven modale Athener - hoogtepunt: Menandros - koor heeft niks meer met inhoud te maken, zijn stoet dronkelappen - thema: liefde, happy end
44
oral poetry
vroeger was literatuur niet bedoeld om individueel te lezen, maar was een sociaal gebeuren
45
orchestra
theater: "dansplaats", cirkelvormige vloer waar koor zong en danste
46
paideia
alomvattende term voor opvoeding, opleiding en cultuur - grondlegger: Isokrates (pedagogisch project)
47
parabasis (komedie)
belangrijkste verschil met tragedie: parabasis waarin koor zich rechtstreeks tot publiek richtte, 4e wand wordt doorbroken, acteurs worden spreekbuis auteur - maatschappijkritiek!
48
pathos (tragedie/retoriek)
=> tragedie: Aristoteles haalt dit aan in zijn Poetica: betekenis= lijden-pijn; tonen ervan roept medelijden en angst op en verwekt typische 'genot' vd tragedie, dankzij identificatiemogelijkheid vanop veilige afstand => retoriek: technisch overtuigingsmiddel: emotie oproepen bij toehoorder (sympathie etc)
49
performance (belang van)
stukken waren bedoeld voor uitvoering, collectief en sociaal gebeuren - vb. Dionusia festival
50
peripetie
tragedie: term die Aristoteles gebruikte in Poetica; betekenis = ommekeer, plot neemt wending, volgens Aristoteles is beste plot omslag van geluk nr ongeluk
51
poeta doctus
toont indrukwekkende kennis verfijnd taalgebruik, hellenisme
52
polisdemocratie
iedereen moest woord kunnen nemen en standpunt zo overtuigend mogelijk verdedigen (rechtszaken en pol) - retoriek leidde tot macht => sofisten
53
psogos
scheldtirade, gebruik te vgl met carnaval waarbij mensen publiekelijk belachelijk worden gemaakt - ivm oorsprong genre vd jambe, zelfde directe en agressieve toon
54
rapsode
rondtrekkende zangers, in vgl met barden werken rapsoden met gefixeerde gememoriseerde teksten => Homeros-uitvoerders: Homeriden
55
roman (antieke)
narratieve prozateksten, centraal thema: liefdesgesch tss man en vrouw, relatie wordt bedreigd door reeks spannende avonturen, vaak gepaard met zeereizen en exotische bestemmingen - fictie tekst + nieuw genre keizertijd
56
rechtstreekse/onrechtstreekse tekstoverlevering
=> rechtstreeks: tekst van oorspronkelijke auteur => onrechtstreeks: via citaten , commentaren, vertalingen door andere schrijvers
57
retorische genres
=> genus iudicale: gerechterlijke redevoering: VERLEDEN, gaat over schuld en onschuld + aanklacht/verdediging en jury als publiek => genus deliberatium: politieke redevoering: TOEKOMST, voordeel en nadeel + aanraden/ontraden en politiek beslissingsorgaan als publiek => genus demonstrativum: gelegenheidstoespraak: HEDEN, over kwaliteiten/gebreken + lof/blaam en publiek dat bewondert
58
sofistiek
rondtrekkende leraren die tegen betaling burgers les gaven in retoriek
59
tweede sofistiek
keizertijd samen met opbloei atticisme, terugkeer nr taal klassieke periode => ook literaire en retorische traditie wordt geïmiteerd 'sofist' staat voor - professoren retoriek - "concertredenaars": redenaars die als sterren op tournee gaan en in theaters fictieve redevoeringen over onderwerpen uit klassieke tijd brengen => nostalgie nr hoogtepunt v Hellas LOUKIANOS
60
stasimon
tragedie: besproken door Aristoteles in Poetica standaarstructuur uit prologos, parados, epeisodion, stasimon, exodus => stasimon = koorzangen
61
symposion
bijeenkomst vrije mannen, een gastmaal waarbij liederen werden gezongen verbonden met rituelen en de goden
62
theater
tragedie en komedie - belangrijkste theater Attische drama: Dionusostheater Athene meestal halve cirkel rond het midden
63
trilogie
theater: tijdens Dionusia werden 3 dagen voorbehouden vr tragediewedstrijden => 3 tragici presenteren elk 4 stukken, 3 tragedies en 1 saterspel => aanvankelijk: 3 tragedies in 1 (bv. Oresteia van Aischulos)