Begrippen Flashcards

(29 cards)

0
Q

Impliciete organisatie

A

Zoals de verhoudingen in werkelijkheid zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Double loop leren

A

Leren door vragen te stellen bij de bekende weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Prosumer

A

De mensen die voorlopen in hun sociale netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Doener

A

Leren van nieuwe veranderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Organisatie-ideologie

A

Gezamenlijke opvattingen, waarden, ideeën en voorkeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vroeg informeren

A

Kan leiden tot onrust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ontwerpbenadering

A

Legt de nadruk op de inhoud en de structuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dromer

A

Houdt van fantaseren en creatieve processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cultuur als proces

A

Een proces van betekenisverlening door leden van een organisatie. Er wordt betekenis gehecht aan alles wat met het werk te maken heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Denker

A

Lost problemen in het hoofd op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Co-creatie

A

Het samen creëren van een verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beslisser

A

Stelt graag hypothesen en toetst deze aan de praktijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ontwikkelbenadering

A

Legt de nadruk op het gedrag en de cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gebrek aan veranderbereidheid

A

Verandering niet zien zitten, wordt opgelegd door een ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Single loop leren

A

Leren door te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cultuur

A

Een dynamisch en doorlopend proces waarin mensen allerlei betekenissen geven aan wat er om hen heen gebeurt

16
Q

Expliciete organisatie

A

Zoals het op papier staat

17
Q

Organisatieklimaat

A

Het gedrag van mensen en materiële zaken

18
Q

Gebrek aan verandervermogen

A

Gebrek aan informatie of ambique informatie

19
Q

Laat informeren

A

Leidt tot geruchten of reparaties achteraf

20
Q

Wet van de 2 voeten

A

Maakt duidelijk dat iedereen zelf verantwoordelijk is om datgene te doen waarmee hij denkt het meeste bij te dragen

21
Q

Dialogue and the art of thinking together

A

Voor echte veranderingen is een dialoog nodig

22
Q

Zelforganisatie

A

Proces waarbij in een chaotisch systeem schijnbaar spontaan structuren ontstaan

23
Q

Preventieve verandering

A

Nu wat veranderen om het zware weer voor te zijn

24
Curatieve verandering
Er dient direct iets te gebeuren om het tij te keren
25
Interne communicatie (Koeleman)
Het mechanisme waarmee mensen met elkaar de werkelijkheid creëren waarin zij leven
26
Systeemverandering
Hiermee kun je denken aan harde systemen (automatisering) en zachte systemen (beoordelingssystemen)
27
Structuurverandering
Betreft een wijziging in de opbouw van de organisatie
28
Strategieverandering
Betreft wijziging in de koers van de organisatie, vaak sprake van een fundamentele vernieuwing