Begrippen examens Flashcards
(68 cards)
Een periode van 100 jaar.
een eeuw
Een periode van 1 000 jaar.
een millennium
De gebeurtenis of omstandigheid die rechtstreeks tot iets leidt.
aanleiding
Een activiteit of situatie loopt gewoon door in de tijd.
continuïteit
Een trage verandering vindt plaats in kleine stappen over een lange tijd
evolutie
Wat uit een oorzaak voortkomt
gevolg
Jezelf trachten te verplaatsen in een persoon die in het verleden leefde.
historische inleving
Een gebeurtenis of omstandigheid die onrechtstreeks tot iets leidt.
oorzaak
De wijze waarop je naar een gebeurtenis kijkt.
perspectief
Een grote verandering vindt plaats in een korte tijd.
revolutie
Een activiteit of situatie blijft niet dezelfde.
discontinuïteit
Een plotse, drastische verandering.
revolutie
Een veronderstelling, een stelling die nog niet bewezen is.
hypothese
De verplaatsing van groepen mensen van de ene plaats naar de andere.
migratie
Het overnemen en wonen van een volk in een gebied dat origineel niet van
jou is
kolonisatie
Het vermengen van twee of meerdere culturen tot één cultuur, een
multiculturele samenleving
mengcultuur
Het overnemen van de Romeinse cultuur, taal, tradities…
romanisering
Geloven in een god.
monotheïsme
Een godsdienst die nauw verbonden is aan de natuur. Er worden
natuurelementen vereerd.
natuurgodsdienst
Geloven in meerdere goden
polytheïsme
Een maatschappij waarin de man een dominante rol heeft.
patriarchale maatschappij
Een maatschappij waarin iedereen gelijk behandeld wordt
egalitaire maatschappij
Een maatschappij waarin niet iedereen gelijk is. Je wordt ingedeeld in een
bepaalde groep of stand van mensen met eigen rechten en plichten.
standenmaatschappij
Het invoeren en uitvoeren van producten.
handel