begrippen H 3 Flashcards

(49 cards)

1
Q

Politiek

A

maken van keuzes en het nemen van besluiten waardoor een land,provincie of een gemeente bestuurd kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ambtenaren

A

personen die werken voor de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de overheid bestaat uit?

A

alle politici en ambtenaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

algemeen belang

A

Als bepaalde dingen voor heel veel mensen belangrijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

belastingsgeld

A

geld dat word gebruikt voor salarissen van ambtenaren, maar ook zaken als de zorg en bouw van scholen en huizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bezuinigingen

A

waneer de overheid ergens minder geld aan uitgeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

directe democratie

A

een land waar het volk invloed heeft op politieke besluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

indirecte democratie

A

een land waar volksvertegenwoordigers namens ons beslissingen nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

referendum

A

een volksstemming over een belangrijk onderwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vrije verkiezing

A

dat je mag stemmen op wie je wilt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geheime verkiezing

A

niemand weet op wie je hebt gestemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

actief kiesrecht

A

recht om te mogen stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

passief kiesrecht

A

recht om je verkiesbaar te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

lijsttrekker

A

de belangrijkste man of vrouw van een politieke partij in verkiezingstijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

politiek links

A

partij die wilt dat het verschil tussen arm en rijk verkleind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

politiek rechts

A

partij die wilt dat de overheid zich zo min mogelijk bemoeid met de burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

politiek midden

A

wilt dat de overheid helpt als het echt niet anders kan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

compromis

A

een afspraak waarbij alle partijen een beetje toegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

politieke stroming

A

een verzameling ideen over wat belangrijk is in de maatschappij en hoe mensen het beste met elkaar kunnen samenleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

liberalisme

A

groep die vrijheid wilt om te leven hoe jij zelf wilt

21
Q

sociaal- democratie

A

groep die

  • solidarieteit = mensen moeten voor elkaar klaar staan
  • gelijkwaardigheid= iedereen moet dezelfde kansen krijgen
22
Q

cristen- democratie

A

wil naastenliefde en samenwerking weer belangrijk maken.

23
Q

populistische - politici

A

zeggen dat zei als enige “ de wil van het volk’’ kennen en opkomen voor de belangen van een gewonen burger

24
Q

one issue partijen

A

vinden èèn thema het belangrijkste bijvoorbeeld zorg voor ouderen of het verbeteren van dierenrechten

25
kabinet
dagelijks bestuur van ons land
26
regering
koning en ministers
27
regeer akkoord
overzicht van de plannen van de regering voor de komende jaren
28
staatsecataris
een soort assistent- minister die verantwoordelijk is voor een deel van de taken van de minister
29
minister- president
leider van het kabinet
30
troonrede
een verhaal van de koning waarin hij verteld wat het kabinet heeft bereikt en het volgende jaar wilt gaan doen
31
miljoenennota
een gedetailleerd plan van het kabinet voor het aankomende jaar
32
rijksbegroting
een overzicht van alle uitgaven en inkomsten van het kabinet voor dat jaar verwacht
33
parlement
eerste en tweede kamer
34
stemrecht
kamerleden kunnen wetsvoortsellen goedkeuren of afkeuren
35
recht van amandement
kamerleden kunnen delen van wetsvoorstellen veranderen
36
recht van initiatief
kamerleden mogen zelf wetsvoorstellen maken en die aan de kamer mogen voorleggen
37
vragenrecht
kamerleden mogen mondeling of per brief vragen stellen aan ministers of staatsecatarisen en zei moeten die vraag beantwoorden
38
motierecht
het recht van de kamer om een uitspraak ( motie) te doen waarin zij haar mening over iets geeft of een minister vraagt iets te doen
39
recht van interpelatie
dat kamerleden een minister ter verantwoording mogen roepen
40
enquete recht
dat kamerleden een groot onderzoek mogen uitvoeren als ze denken dat de regering grote fouten heeft gemaakt in een bepaalde kwestie
41
coalitie
een combinatie van partijen die samen de regering vormen
42
oppositie
de partijen die niet in de regering zitten
43
grondwet
staan belangrijke rechten en plichten in voor burgers en overheid
44
trias politica
drie onderdelen van politieke macht 1 parlement - beslist over alle wetsvoorstellen van de regering 2 de regering voert de wetten uit 3 de rechters beoordelen of de overheid en de burgers zich aan de wet houden
45
rechtstaat
een land waarin de rechten en plichten van burgers en van de overheid in de grondwet zijn vastgelegd en ook zijn nageleefd
46
pressie groep
een groep die de politiek proberen te overtuigen van hun gelijk
47
lobbyen
persoonlijk contact zoeken met politici om hun te overtuigen van je gelijk
48
B en w
burgermeester en wethouders
49
taken gemeenteraad
1 stemmen over de belangrijke besluiten 2 het controleren van het college van b en w