Begrippen Rep Flashcards

(38 cards)

1
Q

Natuurlijke bevolkingsgroei

A

Het aantal geboorten - het aantal sterfgevallen,

Het saldo van het aantal geboorten en sterfgevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sterftecijfer

A

Het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sterfteoverschot

A

Wanneer er meer mensen sterven dan er worden geboren berekend over een jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Immigratie

A

Iemand komt een land of gebied binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gezinshereniging

A

Hiervan is sprake wanneer een persoon zijn of haar partner (en/of kinderen over laat komen naar het vestigingsland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vestigingsfactor/pullfactor

A

Positieve reden om naar een gebied te verhuizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leeftijdsopbouw

A

De verdeling van de bevolking in cohorten (leeftijdsgroepen van meestal 5 jaren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vergrijzing

A

Het percentage 65-plussers in een land of gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geboortecijfer

A

Het aaltal geboortes per 1000 inwoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geboorteoverschot

A

Wanneer er meer mensen worden geboren dan er sterven berekend over een jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Migratie(stroom)

A

Het verhuizen van het ene naar het andere gebied binnen een land (binnenlandse migratie) of van het ene naar het andere land (buitenlandse migratie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Emigratie

A

Iemand vertrekt uit een land of een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Demografische transitie

A

Veranderingen in het aantal geboortes en het aantal sterfgevallen over een lange periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vertrekfactor/pushfactor

A

Negatieve redenen om uit een gebied te vertrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bevolkingspiramide

A

Een overzicht van de leeftijdsopbouw van de bevolking verdeeld in mannen en vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bevolkingsdichtheid

A

Het aantal inwoners per vierkante kilometer in een land of in een gebied

17
Q

Ontwikkelingspeil

A

De mate van armoede of rijkdom in een land op een bepaald moment

18
Q

Reliëf

A

Hoogteverschillen in een landschap

19
Q

Bevolkingsspreiding

A

De verdeling van de bevolking over een gebied of land

20
Q

Klimaat

A

De gemiddelde toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats gemeten over een periode van 30 jaar

21
Q

Urbanisatie

A

De trek van het platteland naar stedelijk gebied

22
Q

Mechanisatie

A

Wanneer machines het werk van arbeiders steeds meer overnemen

23
Q

Stad

A

Een concentratie van mensen, gebouwen, voorzieningen en activiteiten (wonen, werken en recreëren)

24
Q

Groeikernen

A

Kleinere gemeenten die de suburbanisatie van een of meerdere nabijgelegen steden moesten opvangen door te groeien en aldus huisvesting te bieden.

25
Slaapsteden
(Voor)steden die overdag nagenoeg uitgestorven zijn, omdat iedereen in de nabij gelegen grotere stad werkt.
26
Agglomeratievorming
Een stad met daaraan vastgegroeide omliggende dorpen en steden.
27
Re-urbanisatie
Wanneer na een lange periode van bevolkingsafname het aantal stadsbewoners weer stijgt.
28
Grondprijs
De prijs van een vierkante meter grond.
29
Stadsvernieuwing
Het verbeteren van oude woonwijken door renovatie (het opknappen van woningen) en sanering (sloop en nieuwbouw van woningen) in Nederland in de jaren zeventig en tachtig.
30
Industrialisatie
De omschakeling van het produceren van goederen met de hand naar de productie met machines.
31
Platteland
Gebieden met een lage bebouwingsdichtheid en veel open ruimte
32
Suburbanisatie
De trek van stedelijk gebied naar het direct omliggende platteland.
33
Forenisme/forensen
Hiervan is sprake wanneer iemand woont in de ene en werkt in een andere plaats / stad.
34
Stedelijk gebied
Gebied met daarin diverse agglomeraties en stadsgewesten dat functioneel een eenheid vormt.
35
Megastad
Een stad met meer dan 10 miljoen inwoners
36
Stadsdelen/stadswijken | Bvb centrum
Onderdelen waaruit een stad is opgebouwd
37
Segregatie
Het apart wonen van bevolkingsgroepen van elkaar (ruimtelijke segregatie). Deze bevolkingsgroepen hebben weinig contact met elkaar (maatschappelijke segregatie).
38
Leefbaarheid
Hoe prettig iemand in zijn of haar leefomgeving woont.