begrippen tentamen Flashcards
(85 cards)
Filosofie
Potentialiteit (mogelijkheid ipv feitelijkheid)
de vraag is zelf onderdeel van de vraag; anti-dogmatisch, debat (losse ideeën zijn geen ideeën)
Basisindeling Filosofie
Fysica (hoe zit de wereld/natuur in elkaar?)
Logica (Hoe kunnen we elkaar begrijpen?)
Ethica (Hoe kunnen we de wereld maken zoals we hem willen?)
Renaissance
Oriëntatie op de klassieke oudheid in de 14e-16e eeuw
Determinisme
Alles heeft een reden. niets gebeurd willekeurig
Compatibilisme
de visie dat vrije wil en determinisme met elkaar verenigbaar is
Universele causaliteit
Gelijke oorzaken leiden tot gelijke effecten
Mechanistisch wereldbeeld
De wereld wordt verklaard vanuit de eigenschappen en de beweging van objecten. hierbij zijn concepten als positie, snelheid, kracht en massa van de objecten van belang
rationaliteit
Consistent handelen op basis van rede. ideevorming en handelen vindt plaats op basis van feiten met kennis van oorzaak en gevolg.
Empirisme
Kennis komt voornamelijk of geheel voort uit ervaring. geen aangeboren kennis.
Natuurwetenschappelijke methode / natuurwetenschappelijke rationaliteit
systematische manier om kennis te vergaren binnen de wetenschap.
Dogma(tisme)
een leerstelling die door een religie, ideologie of organisatie als onbetwistbaar wordt beschouwd.
Subject - Object
scheiding tussen enerzijds de mens als kennend en onderzoekend subject en anderzijds de werkelijkheid als studie object, dat buiten de mens gelegen is.
Fenomenologie
Gaat uit van directe en intuïtieve ervaring van fenomenen, en hieruit de essentiële eigenschappen van ervaringen en de essentie van wat men probeert af te leiden.
Existentialisme
stroming die individuele vrijheid, verantwoordelijkheid en en subjectiviteit voorop stelt. ieder persoon is een uniek wezen, verantwoordelijk voor eigen daden en eigen lot.
Ideeënleer: denken en waarnemen (plato)
er bestaan eeuwige, slechts met het verstand waarneembare ideeën. (in ideeënwereld)
Grotvergelijking (plato)
gaat over de menselijke kennis in relatie tot de realiteit.
Waarde (plato)
Transcendente idee van het goede
Dualisme (plato)
mens bestaat uit twee delen; lichaam en ziel.
potentialiteit en actualiteit (teleologische theorie) (aristoteles)
Alles in de natuur heeft potentie, voortdurend wordingsproces van potentie naar actualiteit (telos)
Eudaimonia (aristoteles)
‘gelukt’ zijn (door verstandig te kunnen kiezen hoe te handelen)
realiseren van het denkvermogen
Deugdenethiek (aristoteles)
Het goede (de deugd) als de juiste maat tussen tekort en exces
Vriendschap als deugd, belang van deze deugd voor individu en gemeenschap (aristoteles)
een goed mens is ook een goede vriend. Als er vriendschap is, is er geen behoefte aan rechtvaardigheid, andersom wel.
Karakterontwikkeling (aristoteles)
individu moet zich ontwikkelen. iedereen heeft potentie maar een kleine groep bereikt het hoogst haalbare. (filosoof-koning)?
Lof der zotheid (erasmus)
‘zot’; iedereen die zich laat leiden door de redeloze natuur ipv gezonde verstand. boek met kritiek op misstanden in de kerk.