Begrippen, theorieën en steekwoorden Flashcards
(422 cards)
Wat is de Sociale Identiteitstheorie (SIT?)
Wat is ingroup favoritism en outgroup discriminatie?
Op welke manier kan SIT in organisaties gedrag beïnvloeden?
Wat is de zelfcategorisatie theorie (SCT?) Op welke manier kan dit contextafhankelijk zijn?
Wat is het meest belangrijke inzicht van de SIT?
Wanneer worden boodschappen beter ontvangen, wanneer je rekening houdt met de SIT?
Op organisatieniveau, wanneer zouden werknemers weerstand kunnen, als je kijkt naar de SIT en waarom?
Op welke manier speelt groepsidentiteit een rol in communicatie?
Wat is het Elaboration Likelihood Model (ELM)?
Wat is informatie overload en wanneer zou dit kunnen ontstaan?
Waarom kan ‘identiteitsbedreiging’ grote gevolgen hebben voor de efficiëntie van een fusie?
Hoe kan een manager de identiteit van een team binnen een organisatie versterken?
Wat is sociale creativiteit?
Waar moeten managers, naast sociale creativiteit, nog meer op letten als ze de identiteit willen versterken?
Wat is sociale mobiliteit en wat zijn hiervan de kenmerken?
Wat is sociale competitie?
Wanneer komt ingroup favoritism en outgroup discriminatie meer voor? Hoe kan dit verminderd worden?
Wanneer is het volgens Haslam & Ellemers met name van belang dat er gekeken moet worden naar sociale identiteit van werknemers?
Wat houdt de Sociale Identiteitsbenadering in en welke theorieën omvat deze?
Dit verwijst naar hoe mensen hun zelfbeeld ontlenen aan de sociale groepen waar zij toe behoren. De SIT en SCT benadrukt dat wanneer je lid bent van een groep, jij je identiteit en gedrag (deels) hieraan zal ontlenen.
Wat zijn de kernconcepten van de Sociale Identiteitstheorie (SIT?)
Sociale categorisatie
Ingroup favoroutism
Outgroup discriminatie
Distinctiviteit
Sociale vergelijking.
Mensen van de ingroup worden vaak positief afgeschilderd, terwijl mensen die bij de outgroup behoren als negatief worden afgeschilderd.
Hoe wordt zelfcategorisatie binnen de SIT omschreven?
Wanneer individuelen zich als deel zien van een bepaalde groep, dan leidt dit tot een gemeenschappelijke identiteit met anderen. Hierdoor ga je je gedragen naar de groepsnormen, wat leidt tot depersonalisatie.
Op welke manier beïnvloeden statusverschillen de groepsdynamiek volgens de SIT?
Groepen willen beter zijn dan andere groepen, wat leidt tot sociale distinctiviteit. Groepen met hogere status worden als beter afgeschilderd, terwijl groepen met lage status strategieën kunnen gebruiken om beter te worden afgeschilderd, zoals sociale creativiteit of sociale competitie.
Welke rol speelt communicatie in het versterken van sociale identiteit binnen organisaties?
Hoe kunnen managers gebruikmaken van sociale creativiteit en mobiliteit om groepsidentiteit te verbeteren?