Begrippen tijdvak 5-8 Flashcards

1
Q

Reformatie

A

splitsing van de kerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Humanisten

A

stellen dat mensen een voorbeeld moeten nemen aan de grieks-romeinse cultuur uit de oudheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Renaissance

A

overnemen van de Grieks-Romeinse cultuur uit de oudheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Katholieken

A

Blijven de oude kerk steunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

protestanten

A

meer aandacht voor geloof dan voor rijkdom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nederlandse opstand

A

Het noorden van Nederland komt in opstand en richt een eigen staat op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Handelskapitalisme

A

Handelaren gaan de behaalde winst voortaan in hun onderneming herinvesteren om nog meer winst te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wereldeconomie

A

De economische productie in het ene werelddeel wordt voortaan afgestemd op de vraag uit een andere werelddelen, waardoor werelddelen economische afhankelijk van elkaar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wetenschappelijke revolutie

A

Natuurwetenschappers doen veel ontdekkingen via de wetenschappelijke methode, waardoor het vertrouwen in de wetenschappelijke methode groeit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Republiek

A

een land dat bestaat uit districten die zichzelf besturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Absolutisme

A

een bestuursvorm waarin 1 persoon alle macht heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verlicht denken

A

geloven in gezond verstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ancien régime

A

de manier waarop voor de verlichting werd bestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verlicht absolutisme

A

absolutisme waarbij de vorst verlichte hervormingen doorvoert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

plantages / plantage economie

A

kolonieën waar de inkomsten van plantages komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

driehoeks handel

A

afrika (slaven) —> amerika (gewassen) —> Europa (geld)

17
Q

abolitionisme

A

beweging tegen slavenhandel en slavernij

18
Q

democratische revoluties

A

Grote politieke verandering waarbij democratische grondwet word ingevoerd

19
Q

industriele revolutie

A

overgang van handwerk naar automatische productie

20
Q

sociale kwestie

A

De slechte leefomstandigheden van fabrieksarbeiders

21
Q

modern imperialisme

A

koloniseren voor grondstoffen en afzetmarkt

22
Q

democratisering

A

beweging voor meer inspraak en rechten voor het volk

23
Q

emancipatiebeweging

A

een stroming die voor een bepaalde groep betere rechten wil

24
Q

Liberalisme

A

vrijheid van het individu

25
Q

Socialisme

A

Minder inkomensverschil

26
Q

Nationalisme

A

Liefde voor eigen volk en staat

27
Q

Confesionalisme

A

Maatschapij op basis van geloof

28
Q

Feminisme

A

Gelijke behandeling van man en vrouw