Begrippenlijst Flashcards

(80 cards)

1
Q

biomechanica

A

de studie van structuur en functie van biologische systemen met methoden uit de kinematica, dynamica, statica en materiaalkunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kinematica

A

beschrijving van de beweging zonder op de oorzaak te letten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

dynamica

A

beschrijft verband tussen kracht en beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

statica

A

beperking tot systemen in rust (kracht evenwicht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

materiaalkunde

A

relatie tussen kracht en vervorming (gebrek/scheur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

stijfheid

A

een maat voor de weerstand van een materiaal tegen elastische vorming onder belasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vloeigrens

A

de spanning waarbij een materiaal begint te vervormen (plastisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

breekpunt

A

de spanning waarbij een materiaal breekt of faalt onder een belasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

taaiheid

A

de mate waarin een materiaal plastisch kan vervormen voordat het breekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

compressiekracht

A

de kracht die wordt uitgeoefend wanneer een object wordt samengedrukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

trekkracht

A

de kracht die wordt uitgeoefend wanneer een object wordt uitgerekt of in tegengestelde richting wordt getrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

afschuifkracht

A

de kracht die wordt uitgeoefend wanneer twee oppervlakken langs elkaar schuiven met een verschillende richting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

moment

A

het draaiend effect van een kracht, berekend als de kracht vermenigvuldigd met de afstand tot het draaipunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

moment arm

A

de loodrechte afstand tussen de as van rotatie en de lijn waarlangs een kracht wordt uitgeoefend, bepalend voor het moment dat de kracht veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vrijlichaamsdiagram

A

Een schematische voorstelling van een lichaam waarbij alle externe krachten en momenten op het lichaam zijn geïsoleerd en gevisualiseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vector

A

een grootheid die zowel grootte als richting heeft, zoals kracht of snelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

grondreactiekracht

A

de kracht die wordt uitgeoefend door een oppervlak of een object dat het oppervlak raakt, zoals de kracht die wordt uitgeoefend door de grond op een persoon die op de grond staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

AO

A

Arbeitsgemeinschaft für Osteosynthesefragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Apofyse

A

uitgroei, processus (meestal van beenstukken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

apostosis, -se

A

het fysiologisch uiteenvallen van cellen, en opruimen van de fragmenten die door fagocyten worden opgenomen en daarin door lysis of door lysosomale enzymwerking worden afgebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

apprehension, vrees

A

bezorgdheid, ongerustheid, (bang) voorgevoel
VB: apprehensiontest bij instabiliteit glenohumoraal door de arm in abdcutie en exorotatie te bewegen ervaart patiënt een (sub)luxatiegevoel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

arthro-

A

gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

ATLS

A

Advanced Trauma Life Support

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Bursa, mv -ae

A

slijmbeurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Cavus, -va, - vum
hol, concaaf
26
Coalescentie
de vergroeiing (fusie) van twee of meer embryonale rudimenten
27
condylus
bolvormig gewrichtsuitsteeksel
28
congenitale verticale talus
aangeboren platvoet waarbij de talus een verticale positie in het voetskelet aanneemt zich uitend in een stugge platvoet. Syn: convex pes valgus
29
conoideus
kegelvormig
30
consolidatie
het vast worden, het met elkaar vergroeien van fractuurbeenstukken
31
containment
... nog aan te vullen
32
corpus liberum
vrij liggend lichaam, in een gewrichtsholte of in de buikholte
33
CRPS
complex regionaal pijnsyndroom
34
Delayed union
vertraagde fractuurgenezing
35
Diaphysis
het merghoudend middenstuk (de schacht) van een pijpbeen
36
entrapment
het vastzitten --> het gevangen zitten
37
epicondylus
knobbel op een condylus, voor de oorsprong of aanhechting van spieren
38
epiphysis
eindstuk van een pijpbeen
39
epiphysiodesis
een orthopedische operatie waarbij, ter remming van de lengtegroei, de beenvorming in een epiphysaire schijf wordt geblokkeerd
40
equinus
als van het paard
41
pes equines
spitsvoet
42
cauda equina
een in het caudale deel van de durazak gelegen paardestaartachtige bundel, bestaande uit de onderste spinale zenuwwortels vanaf L1 of L2
43
fascia
bindweefselplaat of-vlies
44
HET
hoog energetisch trauma
45
impingement
1: botsing 2: beroering --> invloed, beroeringi
46
ligamentum
band, vaste bindweefselstrook
47
ligamentotaxis
door middel van tractie aan ligamenten en spieren die aan de fractuurdelen vastzitten, de stand van de fractuurdelen verbeteren
48
malleolus
enkel
49
metaphysis
het deel van een pijpbeen tussen de diafyse en epifyse
50
neurapraxia
uitval van de zenuwfunctie bij behouden continuïteit van de zenuw
51
neuropathie
vage, weinig gebruikelijke term voor niet ontstekingsachtige destructieve aandoeningen van het zenuwstelsel, veroorzaakt door toxische, metabole, vasculaire of deficiëntieprocessen
52
non union
niet genezen fractuur
53
operatie volgens Langenskiöld
wegnemen van de benige overbrugging uit de groeischijf
54
osteochondritis
ontsteking van been- en kraakbeenweefsel
55
osteochondritis dissecans
splijting en fragmentering van gewrichtskraakbeen
56
osteofyt
kleine onregelmatige botwoekering in de buurt van een gewrichtsvlak, o.a. bij arthritis deformans
57
osteosynthesis
operatieve repositie en fixatie van fractuurstukken d.m.v. klemmen, metaaldraad, plaatjes, mergpen, enz.
58
planus
vlak, plat
59
poly-articulaire spier
spier reikt vanaf origo tot insertie over meer dan één gewricht
60
processus
uitsteeksel, synoniem van apophysis
61
pseudoartrose
“vals of onecht gewricht”, resultaat van mislukte consolidatie van een beenbreuk, zodat de fractuurstukken beweeglijk t.o.v. elkaar blijven
62
quadriceps
vierhoofdig
63
radix
begindeel van een langwerpige structuur zoals een haar, een ruggemergszenuw.
64
ramus
tak (van een bloedvat, zenuw, groeve, bronchus)
65
recessus
inzinking, lege holte, nis
66
septum
tussenschot
67
synostosis
vorm van synarthrosis, waarbij twee beenstukken d.m.v. beenweefsel met elkaar verbonden zijn
68
synoviale membraan / synovium
membrana synovialis (L), een vlies dat het gewrichtskapsel van binnen bekleed, en synovia afscheidt.
69
synovia
gewrichtsvloeistof geproduceerd door de synoviale membraan.
70
synoviaal gewricht
Gewricht dat gekenmerkt wordt door een gewrichtsholte gevuld met synovia die het hyaliene kraakbeen voedt
71
test van Hübscher
herstel mediale lengtegewelf van de belaste voet bij dorsiflexie van de hallux in het MTP I gewricht door het “windlass-mechanisme”.
72
test van Silverkiöld
dorsiflexie van de enkel met de achtervoet in neutrale positie voor wat betreft varus/valgus met eerst de knie in extensie en vervolgens met de knie in flexie om te bepalen of de verkorting van de kuitspier(en) alleen in de m. gastrocnemius of in zowel de m. gastrocnemius als de m. soleus aanwezig is
73
trochanter
beenuitsteeksel van het os femoris
74
trochlea
een rolvormige structuur
75
tuberculum
knobbeltje
76
tuberositas
knobbel, knobbelige verhevenheid
77
Volkmann-kanalen
beenkanaaltjes, niet door ringvormige lamellen omgeven; ze vervoeren bloed van de oppervlakte van het bot naar dieper gelegen kanalen van Havers (die wel door ringvormige lamellen zijn omgeven
78
Volkmann contractuur
ischemische, met fibrosering gepaard gaande spierverkorting, gevolg van zwelling van weefsel binnen een star, niet meegevend osteofasciaal compartiment
79
Wet van Hueter-Volkmann
sterke druk remt de groei van beenderen, geringere druk bevordert de groei (geldt vnl. voor het nog groeiende skelet; vgl. wet van Julius Wolff
80
Ziekte van Quervain
endovaginitis stenosans 1e extensorencompartiment pols/hand.