behandeling Flashcards
(32 cards)
1
Q
behandeling
A
le traitement
2
Q
aanraden, adviseren
A
conseiller (quelque chose à quelqu’un
3
Q
goede raad, goed advies
A
un bon conseil
4
Q
het bed houden
A
garder le lit
5
Q
rusten
A
se reposer
6
Q
genezen
A
guérir
7
Q
genees snel!
A
guérissez vite!
8
Q
herstellen (beter worden)
A
se rétablir
9
Q
spoedig herstel!
A
prompt rétablissement!
10
Q
zich laten verzorgen
A
se faire soigner
11
Q
zich beter voelen
A
se sentir mieux
12
Q
betrouwbaar
A
fiable
13
Q
geruststellen
A
rassurer
14
Q
bijkomend onderzoek
A
un examin supplémentaire
15
Q
zich laten inenten
A
se faire vacciner
16
Q
screening
A
le dépistager
17
Q
zich laten screenen
A
se faire dépister
18
Q
chemokuur
A
la cure de chimio(thérapie)
19
Q
doeltreffend
A
efficace
20
Q
ziekenhuisopname
A
l’hospitalisation (f)
21
Q
operatie
A
une opération
22
Q
een operatie ondergaan
A
subir une opération
23
Q
zich laten opereren
A
se fair opérer
24
Q
litteken
A
une cicatrice
25
nasleep, nawerkingen
les séquelles (f)
26
voorschrijven
prescrire
27
voorschrift
la prescription
28
voorschrift op papier
l' ordonnance (f)
29
RIZIV
l' INAMI (institut national d'assurance maladie- invalidité)
30
voorschrijver
le prescripteur
31
begunstigde
le bénéficiaire
32
stempel
le cachet
