Belangrijke termen Flashcards

(35 cards)

1
Q

stamcellen

A

stamcellen zijn voorlopercellen die nog niet gedifferentieerd zijn, gebruik bij het vervangen van cellen, krijgen later nog een functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oligodendrocyten

A

maken myeline aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

astrocyten

A

stervormige cellen + vormen bloed-hersen-barrière

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

microglia

A

fagocytose, ruimen op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ganglia

A

verzameling van cellichamen in de neuronen, cellichamen van neuronen in het pzs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zenuw

A

bundels van axonen in het pzs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tracts

A

bundels van axonen die dezelfde functies hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

functie neuronen

A

om prikkel te vormen en voortgeleiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ion

A

elektrisch geladen deeltje met meer elektronen dan protonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

concentratiegradiënten (Na+)

A

veel meer BUITEN de cel , 10x meer geconcentreerd

12 mM vs 145 mM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kalium K+

A

veel meer BINNEN de cel, 30x meer geconcentreerd

150 mM vs 5 mM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

chloor cl-

A

veel meer BUITEN de cel

9mM vs 125 mM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

calcium ca2-

A

veel meer BUITEN de cel

0,00001 vs 2,5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

poortopenmaking door een molecule te binden, er is maar één sleutel of molecule die de poort kan open doen

A

ligandgemedieerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

door een fosfaatgroep op poortkanaal zetten, sluiten door een fosfaatgroep eruit te trekken

A

fosforylatiegemedieerd, defosforylatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

poortkanaal open door spanning erop te laten, er is daarvoor stimulus voor nodig = spanning omdraaien

A

spanningsgevoel, depolarisatie

17
Q

poortkanaal open beuken, trekken aan de membraan zodat poort open gaat, stretchen

18
Q

fixed anions

A

negatief geladen deeltjes die vast zitten in je cel

19
Q

exciteerbare cellen

A

cellen die elektrisch prikkelbaar zijn

20
Q

hyperpolarisatie

A

inhiberont, meer negatief worden, twee polen die sterker van elkaar verschillen

21
Q

depolarisatie

A

exciterend, minder negatief worden, polariteit valt tot nul (batterij is plat)

22
Q

actiepotentiaal

A

tijdelijk omkeren van het membraanpotentiaal

23
Q

repolarisatie

A

polariteit van de cel wordt hersteld, kalium gaat naar buiten, cel wordt weer negatiever

24
Q

refractaire periodes

A

als actiepotentiaal hebt gehad, moet je even herstellen dus actiepotentiaal verhinderen

25
local current
natrium gaat naar naburige regio's die gaan depolariseren en waar AP gaat ontstaan
26
synapsen
plaats waar de overdracht van een prikkel van de ene cel naar het ander plaatsvindt
27
gap junction
verbindt twee elektrische actieve cellen, functionele kanaaltjes die zorgen dat cytoplasma van de ene cel continu wordt met de andere cel, zal ook AP doorgeven (bidirectioneel)
28
elektrische synaps
cel geeft automatisch elektrische prikkel door
29
terminaal buton
uiteinde van een neuron die verdikt is door het aantal neuron vesikels
30
efferent systeem
output, van brein naar buiten
31
afferent systeem
input, van sensoren naar brein
32
synergisme
2 exciterende cellen die samenwerken
33
antagonisme
2 cellen die tegen elkaar werken , een exciterende en inhiberende
34
temporele summatie
neuron activeert kort na elkaar om toch te bereiken
35
spatiële summatie
2 verschillende neuronen geven dezelfde signaal op zelfde moment