beschrijvende statistiek Flashcards
(38 cards)
numerieke data
metingen of tellingen waarmee je zinvol kunt rekenen. (kwantitatief)
categorische data
onderverdelen in groepen van categorieën.
twee soorten categorische data
categorisch niet-geordend en categorisch geordend
frequentietabel inhoud
absolute frequentie (AF) en relatieve frequentie (RF)
som van alle absolute frequentie
is gelijk aan het totale aantal onderzochte elementen
som van de relatieve frequentie
is gelijk aan 100%
dataset
verzameling van alle gegevens uit een statistisch onderzoek
de verschillende soorten grafische voorstellingen
lijndiagram, cirkeldiagram, staafdiagram / dotplot
gegroepeerde frequentietabel of klassentabel
een tabel waarbij de gegevens gegroepeerd worden in klassen
klasse
een halfopen interval [a, b[
klassenmidden
midden van een klasse
klassenbreedte
breedte van een klasse
bij groeperen gaat er
onvermijdelijk informatie verloren
3 centrummaten
gemiddelde, mediaan en modus
voor gegroepeerde gegevens (mediaan)
mediaanklasse
voor gegroepeerde gegevens (modus)
modale klasse
uitschieters
gegevens die veel kleiner of veel groter zijn dan de rest
voor categorische geordende data
kan je de mediaan en de modus bepalen
voor categorische niet-geordende data
kun je enkel de modus bepalen
soorten spreidingsmaten (niet-gegroepeerde gegevens)
varatiebreedte, interkwartielafstand, varantie,
soorten spreidingsmaten (niet-gegroepeerde gegevens)
varatiebreedte, interkwartielafstand, varantie
kwartielen
eerste kwartiel (Q1), tweede kwartiel (Q2) = mediaan, derde kwartiel (Q3)
eerste kwartiel (Q1)
mediaan van de eerste helft van de geordende gegevensreeks
tweede kwartiel (Q2)
synoniem van mediaan van de gegevensreeks