Bewusteloosheid Flashcards

(13 cards)

1
Q

Hoe zorg je voor een veilige en werkbare ruimte?

A
  • Is het veilig om het kind te benaderen?
  • Zo nodig: verwijder scherpe voorwerpen, schakel eventueel de stroom uit, verplaats het kind.
  • Is er voldoende ruimte om te werken?
  • Zo nodig: vraag omstanders enige afstand te nemen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe controleer je het bewustzijn?

A
  • Schud zachtjes aan de schouders.
  • Vraag duidelijk hoorbaar: “Gaat het?”
  • Reageert het kind op aanspreken en schudden?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat moet je doen als het kind WEL reageert?

A

Laat het kind in dezelfde positie, tenzij dit gevaarlijk is. Zoek uit wat het probleem is en zorg zo nodig voor hulp. Blijf het kind controleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat moet je doen als het kind NIET reageert?

A

Roep om hulp en vraag een omstander 1-1-2 te bellen. Als je alleen bent, controleer je eerst de ademhaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat moet je een omstander vragen te doen als je hulp nodig hebt?

A

Geef een omstander de opdracht om 1-1-2 te bellen en te melden dat het om een bewusteloos kind gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat moet je doen als je alleen bent bij een bewusteloos kind?

A

Ga je eerst verder met controleren van de ademhaling en indien nodig 5 beademingen geven, voordat je 1-1-2 belt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe open je de luchtweg bij een kind ouder dan 1 jaar?

A

Plaats één hand op het voorhoofd. Plaats twee vingers van de andere hand onder de kin op het kaakbeen. Kantel het hoofd voorzichtig naar achteren en til de kin naar boven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe open je de luchtweg bij een baby (minder dan 1 jaar)?

A

Houd het hoofd met het gezicht recht naar boven zo stil mogelijk. Kantel het hoofd niet. Plaats 1 of 2 vinger(s) van de andere hand onder de punt van de kin op het kaakbeen en til de kin naar boven. Zorg ervoor dat de mondbodem vrij blijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe controleer je de ademhaling?

A

Houd de luchtweg open. Kijk: gaat de borst en/of buik op en neer? Luister: hoor je ademhaling? Voel: gaat er lucht uit de mond of neus van het kind langs je wang?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een normale ademhaling?

A

Een normale ademhaling is regelmatig en is nauwelijks hoorbaar. De borstkas en/of buik gaat bij een normale ademhaling regelmatig op en neer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een niet-normale ademhaling?

A

Bij snurken, diep geeuwen of rochelen is er sprake van een niet-normale ademhaling. Een agonale ademhaling of gaspen (happen naar lucht, vaak luidruchtig) is ook niet voldoende om in leven te blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doe je met een bewusteloos kind met normale ademhaling?

A

Leg het kind op de zij (bij voorkeur in de stabiele zijligging). Controleer continu of de ademhaling normaal blijft. Zorg voor beschutting van het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doe je als de ademhaling stopt?

A

Draai het kind op de rug en start reanimatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly