bijwoorden Flashcards
(32 cards)
1
Q
illic
A
daar
2
Q
ne … quidem
A
zelfs niet
3
Q
vix
A
nauwelijks
4
Q
quondam
A
ooit
5
Q
haud
A
helemaal niet
6
Q
prope
A
dichtbij
7
Q
plerumque
A
meestal
8
Q
huc
A
hierheen
9
Q
tum
A
zo zozeer
10
Q
usque
A
ononderbroken
11
Q
praeterea
A
bovendien
12
Q
inde
A
vandaar vanwaar daarom
13
Q
ubi
A
waar daar waar
14
Q
fere
A
bijna meestal
15
Q
quippe
A
immers
16
Q
nuper
A
onlangs
17
Q
modo
A
slechts zojuist
18
Q
hinc
A
van hier
19
Q
unde
A
vanwaar vandaar vanwaar
20
Q
tantum
A
zoveel alleen maar
21
Q
forte
A
toevallig
22
Q
quam
A
hoe zo als
23
Q
potius
A
eerder liever
24
Q
circiter
A
ongeveer
25
quidem
weliswaar tenminste meer bepaald
26
tandem
eindelijk uiteindelijk
27
eo
daarheen daardoor
28
primo primum
eerst voor het eerst
29
longe
ver veruit
30
adhuc
tot nu toe nog altijd
31
nondum
nog niet
32
olim
eens
