Bindweefsel en bindweefsel herstel Flashcards

(45 cards)

1
Q

Wat is het belangrijkste voor bindweefsel herstel?

A

Doorbloeding, des te beter de doorbloeding

des te beter het herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bindweefsel bestaat uit?

A

Cellen en Matrix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Matrix =?

A

Tussenstof,

stof tussen de cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

in welke 2 ‘soorten’ wordt bindweefsel ingedeeld?

A

Bindweefsel in engere zin

en

bindweefsel in ruimere zin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bindweefsel in engere zin = ???

A
  • losmazig
  • reticulair
  • strafregelmatig
  • strafonregelmatig

vetweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voorbeelden bindweefsel in ruimere zin

A
  • Been
  • Kraakbeen
  • Bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de belangrijkstte functies van bindweefsel, vooral voor het bewegingsapparaat. (er zijn dus meer functies)

A
  • verbinding (zoals pees)

Stevigheid (zoals bot

Bescherming (zoals kapsel)

Tegengaan van wrijving (zoals synovia)

transport/voeding (zoals bloed)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet een fibroblast?

A

bouwt bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doet een osteocyt?

A

onderhoudt het bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat doet een chondroclast?

A

breekt kraakbeen af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de functie van mestcellen?

A

ze scheiden bij herstel van bindweefsel hystamine uit.

dit zorgt voor vasodilatatie

dit zorgt voor meer zuurstof en voeding wat het herstel bevorderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de functie van vetcellen

A

bevatten energie voor de cel en zorgen voor schokdemping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van leukocyten?

A

Het afbreken van niet-lichaamseigen materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat doen de grondsubstanties GAG’s en PG’s in de matrix?

A

het bindt water en vezels aan elkaar waardor transport van voeding en afvalstoffen kan plaatsvinden in het weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat voor soorten vezels zijn er?

A

Collagene vezels = trekvast, niet verlengbaar zoals een pees

Elastine vezels = rekbaar tot 150% zoals de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het meest voorkomende eiwit in het lichaaam

A

Collageen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is

strafregelmatig bindweefsel

A

collagene vezels liggen in de lengte richting het weefsel zodat dit maximaal belast kan worden.

zoals de vezels van een pees of ligament

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

er zijn 3 typen collagene vezels,

wat is type 1

A

sterk collageen wat op rek belast word

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

er zijn 3 typen collagene vezels, wat is type 2

A

collageen wat op druk belast wordt (tussen de rugwervels)

20
Q

er zijn 3 typen collagene vezels, wat is type 3

A

Zwak collageen waat op rek belast wordt

21
Q

Wat doet vitamine C?

A

Stimuleert de collageensynthese (aanmaak)(sneller herstel)

22
Q

Wat doet Cortisol?

A

Remt de collageensynthese.

Breekt eiwitten af naar suikers voor energie (spieren afbreken)

23
Q

Uit welke fasen bestaat het herstel van bindweefsel

A

Ontstekingsfase (5 dagen)

Proliferatiefase (5-21 dagen)

Remodelleringsfase (21-365 dagen)

24
Q

Wat is het doel van de ontstekingsfase?

A

Het opruimen van en klaarmaken van het weefsel voor herstel

25
Rubor =
roodheid
26
dolor=
pijn
27
tumor=
zwelling
28
calor=
warmte
29
functio laesa=
gestoorde functie
30
wat gebeurt er tijdens de Hemostase?
- vasoconstrictie - helemaal dichten van bloedvaatjes zodat bloeden stopt - invasie van macrofagen en leukocyten om afvalstoffen op te ruimen en weefsel klaar te maken voor proliferatiefase
31
Wat is de functie van de ontstekingsmediatoren?
Vasodilatatie om de beschadigde plek heen voor transport stoffen. Het verhogen van de pijngevoeligheid om te zorgen dat je het kwetsuur niet belast
32
Hoe heet een verhoogde pijngevoeligheid?
Hyperalgesie
33
Wat zorgt er voor hyperalgesie?
De ontstekingsmediatoren
34
noem de 4 ontstekingsmediatoren
Bradykinine histamine prostagladine substance P
35
Wat is het doel van de proliferatie fase
Het aanmaken van functioneel nieuw bindweefsel
36
Wat gebeurt er in de proliferatie fase?
- wondcontractie door macrofagen voor sneller herstel - nieuw aanmaak bindweefsel type 3 bindweefsel - als waterstofbrug verbindingen - straf- onregelmatig geordend - er is functionele stimulus onbelast nodig om het collageen te laten ordenen in de goede richting
37
wat zijn waterstofbrug verbindingen?
zwakke tijdelijke collageenverbindingen in het weefsel tijdens herstel
38
wat zijn crosslinks?
de sterke verbindingen van collagene vezels
39
Wat is het doel van de remodelleringsfase?
Het sterker maken van het weefsel
40
Hoe wordt het weefsel sterker gemaakt in de remodelleringsfase?
- juiste therapeutische stimulus - progressieve opbouw van belasting - waardoor het collageen gaat hypertrofieren - type 3 collageen wordt type 1 collageen (zwak--\>sterk) - waterstofbrug verbindingen worden crosslink verbindingen - GAG's en PG's trekken water aan voor transport van stoffen - aanmaak van nieuwe zenuwvezels voor verbeterde propiopsepsis en functie
41
Wat zijn de kenmerken van de ontstekingsfase?
dolor calor rubor tumor functio laesie
42
Wat is de functie van osteoblast?
Bouwen van bot
43
Wat is de functie van fibroclast?
niet functionerend bindweefsel afbreken
44
Wat zijn vaste cellen?
fibro-, osteo-, chondroblast fibro-, osteo-, chondrocyt mestcellen vetcellen
45
Wat zijn de beweegbare cellen? (gaan naar de beschadiging toe)
Macrofagen leukocyten myofibroblasten