bio: celleer Flashcards

(12 cards)

1
Q

mitochondriën

A

functie: producent van energie (ATP) door celademhaling
plaats: dierlijke & plantaardige cellen
- uitstulpingen = cristea
- binnen ruimte = matrix
- dubbel membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

golgi- apparaat

A

= geheel van afgeplatte zakjes = cisternen
functie: verwerking, sortering en verpakking van eiwitten voor transport binnen en buiten de cel
plaats: dierlijk & plantencellen
- ciszijde = dichtbij het ER
- transzijde = ver van het ER
- transportblaasjes = vervoeren ribosomen van SER naar golgi-apparaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ribosomen

A

= macromoluculaire eiwitcomplexen
functie: eiwitsynthese ( vertaling van mRNA naar eiwitten)
plaats: dierlijke & plantencellen
- RER & vrij in cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

endoplasmatisch reticulum (ER)

A

functie: productie en opslag van lipiden, betrokken bij eiwitsynthese en transport
plaats: dierlijk & plantencellen
- RER: ruw & aan celkern & ribosomen
-SER: smooth & van celkern af & membraan –> enzymen –> aanmaak lipiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

lysosomen

A

= blaasjes afgesplitst van het gogli-apparaat
functie: afbraak en recycling van biomoleculen en celcomponenten
- autofagie: celeigen bestanddelen afbreken tot kleinere componenten
- heterofagie: matteriaal afkomstig van buitenaf verteren
plaats: enkel dierlijke cellen
- cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

celkern/nucleus

A

functie: bevat DNA en reguleert de activiteiten van de cel
plaatst:
- kernmembraan
- (kern)poriën
- nucleoli/ kernlichaampjes = aanmaak ribosomen
- nucleolus = middenste in de celkern
- rond de celkern kunnen microtubuli zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

chloroplasten

A

= plasticiden
functie: fotosynthese, waarbij lichtenergie wordt omgezet in chemische energie in plantencellen
plaats: enkel plantencellen
- chloroplasten = bladgroenkorrels
- plasticiden = opslag amyloplasten/ kleurstoffen chloroplasten
- dubbel membraan
- thylakoïdmembraan = inwendig membraan –> lamellen met stapels gesloten platte membraanzakjes
- granum = stapeltje membraanzakje
- stroma = binnenste in chloroplast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

cytoskelet

A

functie = geeft structuur en vorm aan de cel, ondersteunt celbeweging en intracelluaire transportprocessen
plaats: dierlijke & plantencellen
- microfilamenten = dunne draadvormig
- microtubuli = holle, buisvormig (tubuli = eiwittten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vacuole

A

= met vocht gevuld blaasje omsloten door een membraan
functie: opslag water, voedingstoffen, afvalstoffen en andere moleculen in de cel en stevigheid
plaats: enkel plantencel
- membraan = tonoplast
- vacuolevocht = waterige oplossing van onder andere sachariden, ionen , aminozuren en kleurstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

centrosoom

A

= cellinder bestaat uit het microtubuli ( 9 sets van 3)
functie: celdeling –> verdubbeld centriolenpaar zich (chromosonen verdelen)
plaats: enkel dierlijke cellen
- 2 centriolen
- dichtbij de kern, loodrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

celmembraan

A
  • bestaat uit fosforlipidemoleculen
  • hydrofobevetzurenn naar elkaar –> staartvormig –> appolair middenstuk
  • hydrofiele kopgroepen
  • eiwitten:
    transportmembraaneiwitten = helemaal door membraan
    perifere membraaneiwitten = niet helemaal erdoor
  • collesterol: 4 rinststructuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

celwand

A
  • functie: vorm & stevigheid & bescherming
    kleinere openingen voor doorlaten moleculen
  • cellulose = lange polymeren van de glucosemoleculen
  • plasmodesmata = kanalen voor transport & communicatie tussen cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly