bio H12 Erfelijkheid par 1tm4 Flashcards

(26 cards)

1
Q

Gen

A

Stukje DNA met de code van één eigenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

erfelijke eigenschappen

A

Eigenschappen die via DNA van ouders op nakomelingen worden doorgegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

DNA

A

Het totaal aan erfelijke informatie in elke celkern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

chromosomen

A

Strengen van DNA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

celkern

A

Organel van de cel dat het DNA bevat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

chromosomenparen

A

Twee chromosomen die veel op elkaar lijken, één van de moeder en één van de vader.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

genotype

A

Alle erfelijke informatie in het DNA bij elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fenotype

A

Alle waarneembare eigenschappen, het uiterlijk, hoe het lichaam werkt en het gedrag van een organisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

geslachtscellen

A

Cellen die dienen voor de voortplanting, zoals eicellen of zaadcellen, met de helft van het aantal chromosomen vergeleken met lichaamscellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

celdeling

A

Het splitsen van één cel tot twee cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geslachtschromosomen

A

Chromosomenpaar dat de sekse bepaalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

X-chromosoom

A

Het lange geslachtschromosoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Y-chromosoom

A

Het korte geslachtschromosoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

XX

A

De combinatie van twee X-chromosomen die zorgt voor de ontwikkeling tot de sekse meisje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

XY

A

De combinatie van een X- en een Y-chromosoom die zorgt voor de ontwikkeling tot de sekse jongen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

familiestamboom

A

Schema dat familiebanden zichtbaar maakt.

17
Q

recessief

A

Het allel dat wordt onderdrukt door een dominant allel.

18
Q

allel

A

Variant van een gen voor een bepaalde eigenschap.

19
Q

heterozygoot

A

Twee verschillende allelen van een gen op een chromosomenpaar.

20
Q

homozygoot

A

Als beide chromosomen van een chromosomenpaar twee dezelfde allelen van het gen bevatten.

21
Q

dominant

A

Een allel dat een ander allel onderdrukt en daardoor bij een heterozygoot genotype tot uiting komt in het fenotype.

22
Q

eiwitten

A

Moleculen in een cel die bepaalde taken uitvoeren.

23
Q

base

A

Bouwsteen van het DNA. Er zijn vier basen.

24
Q

genetische code

A

De volgorde van de vier basen A, C, G en T in het DNA.

25
RNA
Een kopie van een stukje DNA met de genetische code van één gen.
26
ribosoom
Organel dat met de informatie van het RNA een eiwit kan maken.