bio H12 Erfelijkheid par 1tm4 Flashcards
(26 cards)
Gen
Stukje DNA met de code van één eigenschap
erfelijke eigenschappen
Eigenschappen die via DNA van ouders op nakomelingen worden doorgegeven.
DNA
Het totaal aan erfelijke informatie in elke celkern.
chromosomen
Strengen van DNA.
celkern
Organel van de cel dat het DNA bevat.
chromosomenparen
Twee chromosomen die veel op elkaar lijken, één van de moeder en één van de vader.
genotype
Alle erfelijke informatie in het DNA bij elkaar.
fenotype
Alle waarneembare eigenschappen, het uiterlijk, hoe het lichaam werkt en het gedrag van een organisme.
geslachtscellen
Cellen die dienen voor de voortplanting, zoals eicellen of zaadcellen, met de helft van het aantal chromosomen vergeleken met lichaamscellen.
celdeling
Het splitsen van één cel tot twee cellen.
geslachtschromosomen
Chromosomenpaar dat de sekse bepaalt.
X-chromosoom
Het lange geslachtschromosoom.
Y-chromosoom
Het korte geslachtschromosoom.
XX
De combinatie van twee X-chromosomen die zorgt voor de ontwikkeling tot de sekse meisje.
XY
De combinatie van een X- en een Y-chromosoom die zorgt voor de ontwikkeling tot de sekse jongen.
familiestamboom
Schema dat familiebanden zichtbaar maakt.
recessief
Het allel dat wordt onderdrukt door een dominant allel.
allel
Variant van een gen voor een bepaalde eigenschap.
heterozygoot
Twee verschillende allelen van een gen op een chromosomenpaar.
homozygoot
Als beide chromosomen van een chromosomenpaar twee dezelfde allelen van het gen bevatten.
dominant
Een allel dat een ander allel onderdrukt en daardoor bij een heterozygoot genotype tot uiting komt in het fenotype.
eiwitten
Moleculen in een cel die bepaalde taken uitvoeren.
base
Bouwsteen van het DNA. Er zijn vier basen.
genetische code
De volgorde van de vier basen A, C, G en T in het DNA.