Biologie hoofdstuk 5 Flashcards

(48 cards)

1
Q

fenotype

A

eigenschappen van een organisme, waaronder het uiterlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gen

A

stukjes DNA die samen de informatie bevatten voor een erfelijke eigenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

celdeling

A

vorming van nieuwe cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

chromosomen

A

lange dunne draden in de celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

DNA

A

stof die informatie bevat voor erfelijke eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

lichaamscellen

A

cellen waaruit je lichaam is opgebouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

genexpressie

A

het tot uiting komen van een gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

genotype

A

informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dochtercel

A

cel die ontstaat uit een moedercel tijdens celdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

meiose

A

celdeling waarbij de chromosomen verdeeld worden over de dochtercellen (geslachtscellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

paren

A

twee chromosomen die bestaan uit dezelfde genen vormen een paar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

varianten van een gen

A

de informatie van een gen kan verschillen, een gen kan bijvoorbeeld informatie bevatten voor bruine ogen of voor blauwe ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geslachtschromosomen

A

23e chromosomenpaar dat het geslacht bepaalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

variatie in genotypen

A

verschillende combinaties van chromosomen die nakomelingen van hun ouders kunnen krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geslachtscellen

A

cellen waarbij de chromosomen enkelvoudig voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

eiwitten

A

stof die voor een groot deel de kleur, vorm en werking van je lichaam regelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gemuteerd

A

één of meer allelen zijn veranderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

basenpaar

A

paar van de basen A-T of C-G

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

basen

A

A, T, C en G waar DNA uit is opgebouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

mutagene invloeden

A

chemische stoffen en stralingen die mutaties kunnen veroorzaken

21
Q

allelenpaar

A

twee allelen van een gen

22
Q

heterozygoot

A

het allelenpaar voor een eigenschap bestaat uit twee ongelijke allelen

23
Q

homozygoot

A

het allelenpaar voor een eigenschap bestaat uit twee gelijke allelen

24
Q

allel (genvariant)

A

informatie in een gen

25
mutant
organisme waarbij een mutatie zichtbaar is in het fenotype
26
mutatie
plotselinge verandering van het genotype door een beschadiging in het chromosoom
27
albino
mutant waarbij het lichaam niet in staat is pigment te vormen
28
uitzaaiing
cellen van de tumor komen in het bloed terecht en vormen in andere organen nieuwe tumoren
29
tumor
gezwel waarin cellen zich ongeremd delen
30
spontane (erfelijke) mutaties
mutaties die kunnen worden doorgegeven aan nakomelingen
31
kwaadaardige tumor
tumor die snel groeit en de bouw van weefsels verstoort
32
RNA
gekopieerd stukje DNA
33
kanker
kwaadaardige tumor
34
DNA-sequentie
volgorde van de basen in het DNA
35
transcriptie
vorming van RNA
36
eiwitsynthese
het maken van een eiwit in een cel
37
isolatie
verschillende vormen van een soort kunnen gescheiden raken van elkaar
38
evolutie
ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen
39
overlevingskans
kans dat een organisme in leven blijft
40
natuurlijke selectie
organismen die goed zijn aangepast aan hun milieu, hebben een grotere kans om in leven te blijven en nakomelingen te krijgen
41
evolutietheorie
theorie die ervan uitgaat dat er steeds nieuwe genotypen ontstaan, er natuurlijke selectie plaatsvindt en er nieuwe soorten ontstaan
42
sedimenten
lagen van zand- of kleideeltjes
43
fossielen
versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken van organismen in gesteenten
44
geologische tijdschaal
tijdschaal waarin de tijd sinds het ontstaan van de aarde is weergegeven
45
rudimentaire organen (rudimenten)
organen die over een lange tijd een deel van hun functie hebben verloren en niet of nauwelijks tot ontwikkeling komen
46
verwantschap
het hebben van een gemeenschappelijke voorouder
47
dominant allel
allel dat altijd tot uiting komt in het fenotype
48
recessief allel
allel dat alleen tot uiting komt in het fenotype wanneer er geen dominant allel aanwezig is