Biologie thema 3, hoofdstuk 1 Flashcards

(34 cards)

1
Q

Wat gebeurt er nadat een prikkel door een receptor wordt opgemerkt?

A

De informatie over deze prikkel wordt naar het zenuwstelsel doorgegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe gebeurt de informatieoverdracht?

A

Door het versturen van signalen via het zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar gaat de informatie die in het zenuwstelsel toekomt naartoe?

A

Naar verwerkingscentra (gespecialiseerde delen in de hersenen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doen de verwerkingscentra met deze informatie?

A

Ze gaan de informatie onderzoeken, beoordelen en op basis daarvan beslissen over welke reactie er uitgevoerd moet worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarvoor zijn de verwerkingscentra verantwoordelijk?

A

Informatieverwerking, hierbij moet de werking van de effectoren op elkaar worden afgestemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er met de informatie nadat deze verwerkt is door de verwerkingscentra?

A

Het zenuwstelsel geleid de informatie naar naar de effectoren, zo fugeert het zenuwstelsel als geleider of conductor in het regelsysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het zenuwstelsel fugeert als conductor, hoe wordt de informatie doorgegeven?

A

Via zenuwen of neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn neuronen?

A

Zenuwen die informatie aan hoge snelheid overbrengen van de ene plaats in het lichaam naar het andere.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 3 belangrijkste onderdelen van een neuron?

A

Het cel lichaam, de dendrieten en het axon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van het cel lichaam van een neuron?

A

Het cel lichaam van een neuron bevat de celkern en vele andere celorganellen, het is verbonden met 2 soorten uitlopers, de dendrieten en het axon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de functie van de dendrieten van een neuron?

A

De dendrieten zijn dunne vertakte uitlopers van het cel lichaam. Ze brengen informatie naar het cel lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de functie van het axon van een neuron?

A

Het axon is een zeer lange uitloper waarover de impuls geleiding kan gebeuren van cel lichaam naar de eindnopjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van de eindknopjes van een neuron?

A

De eindknopjes zijn kleine vertakkingen op het einde van het axon, ze maken contact met andere cellen( spier, klier, andere neuronen) en ze bevatten blaasjes waarin stoffen zitten die noodzakelijk zijn voor de informatieoverdracht tussen cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom moet de informatieoverdracht snel gebeuren?

A

Omdat de receptoren en effectoren zich vaak op een grote afstand van de verwerkingscentra bevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer kan een neuron de informatie doorgeven?

A

Wanneer de toekomen de informatie voldoende sterk is (de prikkeldrempel overschrijd) Zodat de rusttoestand wordt verstoord. Zo ontstaat een impuls die zich als een kettingreactie over het axon voortplant. (impulsgeleiding)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 3 fases onderscheiden we bij impulsgeleiding?

A

De rustfase, de actiefase en de herstelfase.

17
Q

Hoe werkt de rustfase bij impulsgeleding?

A

Alle cellen in het celmembraan van een neuron zijn elektrisch geladen door de aanwezigheid van ionen binnen en buiten het membraan. Deze ionen kunnen zich door het celmembraan verplaatsen via kanaaltjes die open/ toe kunnen. Bij een neuron in de rustfase zijn de positieve ionen niet gelijk verdeeld tussen de binnen en buitenkant van het membraan, er zitten meer positieve ionen aan de buitenkant als aan de binnenkant. Dit zorgt voor een ladingsverschil. De buitenkant is positief t.o.v de binnenkant.

18
Q

Hoe werkt de actiefase bij impulsgeleiding?

A

Wanneer een signaal aankomt in het neuron kunnen de membraaneigenschappen wijzigen, hierdoor gaan de kanaaltjes open en kunnen positieve ionen naar binnen stromen. Op die plaats zitten nu meer positieve als negatieve ionen. waardoor het ladingsverschil op die plaats veranderd, het membraan depolariseerd. Wanneer de depolarisatie van het het membraan het drempelpotentiaal bereikt is het proces niet meer te stoppen en ontstaat er een actiepotentiaal doordat het ladingsverschil over het membraan omdraait. De buitenzijde is nu negatief t.o.v. de binnenzijde. Het actiepotentiaal is de impuls.

19
Q

Wat is een impuls?

A

Een elektrisch signaal dat ontstaat door de verplaatsing van ionen.

20
Q

Hoe werkt de herstelfase tijdens impulsgeleiding?

A

De plaatselijke ladingsverandering is maar van korte duur, na het actiepotentiaal verplaatsen de ionen zich terug naar de buitenzijde van membraan waardoor het originele ladingsverschil herstelt, het membraan repolariseerd. Hierna is het axon voor een zeer korte tijd ongevoelig en kan er op die plaats voor even geen actiepotentiaal meer ontstaan.

21
Q

Hoe gebeurt de impulsgeleding zelf?

A

Elk actiepotentiaal doet een actiepotentiaal ontstaan in een naastliggende zone. De impulsgeleiding gebeurt doordat het actiepotentiaal zich verplaats over het axon in de vorm van een impuls.

22
Q

In welke richting gaat impulsgeleiding?

A

Altijd in dezelfde richting, van cel lichaam naar de eindknopjes.

23
Q

Hoe maakt het organisme het onderscheid tussen een sterkte en een zwakke prikkel?

A

De informatie over de sterkte van de prikkel wordt weergegeven door het aantal actiepotentialen per tijdseenheid en de duur van het afvuren van actiepotentialen.

24
Q

Wanneer voel je een prikkel intenser?

A

Wanneer er veel actiepotentialen zijn per tijdseenheid, en wanneer de actiepotentialen lang afgevuurd worden.

25
Hoe kan je de snelheid van impulsgeleiding verhogen?
Door sprongen te maken over het axon. Dit doen we door gebruik te maken van myeline.
26
Hoe werkt het myelineschede over het axon?
Het axon kan omgeven zijn door een isolerend myelineschede, dat op regelmatige plaatsen wordt onderbroken (insnoeringen van ranvier). De ionen kunnen alleen ter hoogte van de insnoeringen passeren door het membraan. Daarom moet het actiepotentiaal zich nu van insnoering tot insnoering verplaatsen (sprongsgewijze impulsgeleding) . Hierdoor gaat de impulsgeleiding veel sneller bij axonen met myeline (150 m/s).
27
Hoe geven zenuwcellen informatie door aan andere cellen?
De informatieoverdracht gebeurt ter hoogte van de eindknopjes die dicht tegen de dendrieten van een ander neuron liggen. Deze zone noemen we de synaps.
28
Welke 2 soorten synapsen bestaan er?
Een chemische synaps en een fysische synaps.
29
Hoe werkt de chemische synaps?
Tussen de eindknopjes en de nieuwe cel ligt een kleine ruimte, de synaptische spleet. De eindknopjes bevatten synaptische blaasjes die vol zitten met bootschappermolecule, de neurotransmitterss. Wanneer het actiepotentiaal aankomt in de eindknopjes gaan de blaasjes zich naar het membraan verplaatsen, daar barsten ze open en legen hun inhoud in de synaptsiche spleet. Zo gaan de neurotransmitters zich verspreiden en komen ze terecht op het membraan van de volgende cel. Hier gaan ze binden met specifieke membraanreceptoren. Dit zorgt er voor dat de membraaneigenschappen wijzigen en er een actiepotentiaal kan ontstaan. Dit process heet neurotransmissie.
30
Wat is neurotransmissie?
De overdracht van een impuls van de ene cel op de andere cel.
31
Hoe kan de neurotransmissie gebeuren bij een chemische synaps?
Het elektrisch signaal wordt omgezet in een chemisch signaal, de neurotransmitters, zodat deze in de weefselvloeistof kan voortbewegen.
32
Wanneer het signaal is overgedragen moeten de neurotransmitters verwijderd worden, hoe gebeurt dit?
Door ze af te breken of terug op te nemen in de cel.
33
Hoe kan de chemische synaps verstoord worden?
Door drugs of giftige stoffen omdat de molecule waaruit deze stoffen bestaan zeer gelijk zijn aan de originele neurotransmitters wat er kan voor zorgen dat een binding met de membraanreceptoren verstoord wordt.
34
Hoe werkt een elektrische synaps?
De ionen kunnen door een kanaaltje van de ene cel op de andere overgaan, zonder daarbij door de weefselvloeistof te moeten. Dit proces gaat sneller.