Biologie vertering Flashcards

(54 cards)

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een conserveermiddel?

A

Stof die een voedingsmiddel langer houdbaar maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent conserveren?

A

Voedsel langer houdbaar maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definieer enzym

A

Eiwit dat reacties versnelt zonder zelf te worden verbruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is enzymactiviteit?

A

Snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat toont een optimumkromme aan?

A

Diagram van de enzymactiviteit met een minimum, een optimum en een maximum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de optimumtemperatuur?

A

Temperatuur waarbij de enzymactiviteit optimaal is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt pasteuriseren in?

A

Een product gedurende korte tijd verhitten tot 72 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is pH?

A

Zuurgraad; een lage pH betekent een hoge zuurggraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is steriliseren?

A

Een product verhitten tot 130-140 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is voedselinfectie?

A

Besmetting door ziekmakende bacteriën of schimmels in het voedsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is voedselvergiftiging?

A

Vergiftiging door giftige stoffen in het voedsel, die vrijkomen bij de afbraak door bacteriën en schimmels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat geeft de zuurgraad aan?

A

Of een stof zuur, neutraal of basisch is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is darmperistaltiek?

A

Het afwisselend samentrekken van kring en lengtespieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is vertering?

A

Het afbreken van voedingsstoffen die niet door de darmwand heen kunnen in verteringsproducten die wel door de darmwand heen kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doen verteringsklieren?

A

Maken verteringssappen die vaak enzymen bevatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is verteringssap?

A

Sap dat voedingsstoffen kan verteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat produceert de alvleesklier?

A

Alvleessap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is alvleessap?

A

Verteringssap dat bestaat uit verschillende enzymen die eiwitten, koolhydraten en vetten verteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de functie van de anus?

A

Kringspier die de uitgang van de endeldarm afsluit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is darmsap?

A

Verteringssap dat bestaat uit verschillende enzymen die de vertering van eiwitten en koolhydraten afmaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat gebeurt er in de dikke darm?

A

Hier wordt een groot deel van het water aan de voedselbrij onttrokken

23
Q

Wat is de functie van de dunne darm?

A

Hier wordt darmsap afgegeven aan de voedselbrij en wordt water met opgeloste voedingsstoffen en verteringsproducten opgenomen

24
Q

Wat houdt emulgeren in?

A

Grote vetdruppels verdelen in kleine vetdruppeltjes

25
Wat is gal?
Vloeistof die vetten emulgeert
26
Wat doen kiezen?
Vermalen het voedsel in de mondholte
27
Wat produceert de lever?
Gal
28
Wat gebeurt er in de maag?
Hier wordt voedsel gekneed en vermengd met maagsap
29
Wat is de functie van de maagportier?
Kringspier die de uitgang van de maag afsluit
30
Wat is maagsap?
Verteringssap dat onder andere bestaat uit water, zoutzuur en een enzym dat eiwitten verteert
31
Wat doen maagsapklieren?
Produceren maagsap
32
Wat is maagzuur?
Verteringssap dat zorgt voor een lage pH in de maag; doodt bacteriën
33
Wat gebeurt er in de mondholte?
Hier wordt voedsel gekauwd en vermengd met speeksel
34
Wat is de functie van de slokdarm?
Hier wordt voedsel voortgeduwd naar de maag
35
Wat is speeksel?
Slijmerig verteringsap dat o.a. bestaat uit water en een enzym dat zetmeel verteert; doodt bacteriën
36
Wat doen speekselklieren?
Produceren speeksel
37
Wat gebeurt er in de twaalfvingerige darm?
Hier worden gal en alvleessap afgegeven aan de voedselbrij
38
Wat is de functie van tanden?
Delen het voedsel in kleine stukjes
39
Wat doet de tong?
Duwt gekauwd voedsel naar de keelholte
40
Wat zijn verteringsenzymen?
Breken voedingsstoffen af tot verteringsproducten die kunnen worden opgenomen in het bloed
41
Wat is een alleseter?
Organisme dat zowel plantaardig als dierlijk voedsel eet
42
Wat is cement?
Dun laagje dat het tandbeen van de wortel bedekt
43
Wat doet fluoride?
Behandeling met fluoride zorgt ervoor dat het galzuur sterker wordt
44
Wat is glazuur?
Harde stof die het tandbeen van de kroon bedekt
45
Wat zijn knipkiezen?
Scherpe kiezen; knippen voedsel in stukken
46
Wat zijn knobbelkiezen?
Kiezen met een knobbelig oppervlak; malen voedsel fijn
47
Wat is een planteneter?
Organisme dat plantaardig voedsel eet
48
Wat zijn plooikiezen?
Kiezen met harde richels van glazuur; malen voedsel fijn
49
Wat is tandbederf?
Aantasting van het gebit door tandplak
50
Wat is tandbeen?
Het grootste deel waaruit tanden en kiezen bestaan; is bedekt met glazuur
51
Wat is tanderosie?
Aantasting van het gebit door zure voedingsstoffen
52
Wat is tandplak?
Dun laagje aanslag op tanden en kiezen; kan verkalken tot tandsteen
53
Wat is een vleeseter?
Organisme dat dierlijk voedsel eet
54
Wat is een wortel?
Hiermee zit een tand of kies bevestigd in de kaak