Bladzijde 44

Question 1

Bijna een derde van de jongeren is te zwaar.

Answer 1

Fast ein Drittel der Jugendlichen ist überwichtig.

Question 2

Ik eet graag kant-en klaarmaaltijden.

Answer 2

Ich esse gerne Fertiggerichte.

Question 3

Bij het ontbijt eet ik een broodje met kaas.

Answer 3

Zum Frühstück esse ich ein Brötchen mit Käse.

Question 4

Ik heb altijd honger en dorst.

Answer 4

Ich habe immer Hunger und Durst.

Question 5

Eet jij graag fruit en groente?

Answer 5

Isst du gern Obst und Gemüse?

Question 6

Vis lust ik niet. Dat smaakt me niet.

Answer 6

Fisch mag ich nicht. Das schmeckt mir nicht.

Question 7

Hij eet ongezond.

Answer 7

Er ernährt sich ungesund.

Question 8

Gezonde voeding speelt nauwelijks een rol.

Answer 8

Gerunde Ernährung spielt kaum eine Rolle.

Question 9

Kaas, worst, eieren en jus d’orange - dat is het juiste ontbijt.

Answer 9

Käse, Wurst, Eier und Orangensaft - das ist das richtige Frühstück.

Question 10

Het avondeten is bij ons de belangrijkste maaltijd.

Answer 10

Das Abendessen ist bei uns die wichtigste Mahlzeit.

Question 11

Mijn ouders letten op hun gezondheid.

Answer 11

Meine Eltern achten auf ihre Gesundheit.

Question 12

Ik eet teveel koolhydraten, te weinig eiwit en teveel vet.

Answer 12

Ich esse zu viele Kohlenhydrate, zu wenig Eiweiß und zu viel Fett.

Question 13

Ik ben allergisch voor melk.

Answer 13

Ich bin allergisch gegen Milch.

Question 14

Ik voel me niet lekker. Ik heb buikpijn.

Answer 14

Ich fühle mich nicht gut. Ich habe Bauchschmerzen.

Question 15

Ze snoept teveel en drinkt teveel limonade.

Answer 15

Sie nachst zu viel und trinkt zu viel Limonade.

Question 16

Ik houd noch van koffie, noch van thee.

Answer 16

Ich mag weder Kaffee noch Tee.

Question 17

Ik ben misselijk. Ik heb teveel snoep gegeten.

Answer 17

Mir ist übel. Ich habe zu viele Süßigkeiten gegessen.

Question 18

Ik vind aardappelen en pasta lekker.

Answer 18

Ich finde Kartoffeln und Nudeln lecker.

Question 19

Sinaasappelen, bananen en peren eet ik nooit.

Answer 19

Orangen, Bananen und Birnen esse ich nie.

Question 20

Bloemkool, broccoli, komkommers en tomaten lust ik niet.

Answer 20

Blumenkohl, Broccoli, Gurken und Tomaten mag ich nicht.

Question 21

Wijn en bier drinkt mijn vader nooit.

Answer 21

Wein und Bier trinkt mein Vater nie.

Question 22

In Duitsland bestel ik vaak appelsap met mineraalwater.

Answer 22

Im Deutschland bestelle ich oft Apfelsaftschorle.

Question 23

Men zou minstens twee liter vocht per dag moeten drinken.

Answer 23

Man sollte mindestens zwei Liter Flüssigkeit pro Tag trinken.

Question 24

Ik ben twee kilo aangekomen. Dat maakt me niet uit.

Answer 24

Ich habe zwei Kilo zugenommen. Das ist mir egal.

Question 25

Hij is een kilo afgevallen.

Answer 25

Er hat ein Kilo abgenommen.

Question 26

Hij heeft een hekel aan sporten.

Answer 26

Er hasst Sport.

Question 27

Ik train dagelijks een uur. Ik vind dat leuk.

Answer 27

Ich trainiere täglich eine Stunde. Das macht mir Spaß.

Question 28

Veel jongeren bewegen te weinig.

Answer 28

Viele Jugendliche bewegen sich zu wenig.

Question 29

Mijn vriendin gaat drie keer per week joggen.

Answer 29

Meine Freundin joggt dreimal pro Woche.

Question 30

Dat bevalt me helemaal niet.

Answer 30

Das gefällt mir überhaupt nicht.

Question 31

Dat kunt u toch niet maken.

Answer 31

Das können Sie doch nicht machen.

Question 32

Dat vind ik verdrietig voor hem.

Answer 32

Das finde ich traurig für ihn.

Question 33

Daar kun je nu eenmaal niets aan doen.

Answer 33

Da kann man halt nichts machen.

Question 34

Dat is erg vervelend.

Answer 34

Das ist sehr ärgerlich.

Question 35

Ik ben al sinds een week ziek.

Answer 35

Ich bin schon seit einer Woche krank.

Question 36

Wat mankeert je?

Answer 36

Was fehlt dir?

Question 37

War mankeert u?

Answer 37

Was fehlt Ihnen?

Question 38

Met mij gaat het niet helemaal goed.

Answer 38

Mir geht es gar nicht gut.

Question 39

Mijn hele lichaam doet zeer.

Answer 39

Mein ganzen Körper tut mir weh.

Question 40

Welke klachten heeft u?

Answer 40

Welche Beschwerben haben Sie?

Question 41

Ik voel me slap en heb geen trek.

Answer 41

Ich fühle mich Schlapp und habe keinen Appetit.

Question 42

Ik heb voortdurend maag pijn.

Answer 42

Ich habe ständig Magenschmerzen.

Question 43

Hij maakt zich zorgen over mij.

Answer 43

Er macht sich Sorgen um mich.