Blok 4 avv Flashcards

(36 cards)

1
Q

Wat is een documentanalyse?

A

= Een analysetechniek waarbij documenten systematisch onderzocht en geïnterpreteerd worden met betrekking tot een bepaald onderwerp van onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke type documenten zijn er?

A
  • persoonlijk vs niet-persoonlijke
  • uitgelokte en niet uitgelokte
  • subjectieve en objectieve
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer gebruik je een documentanalyse?

A
  • triangulatie (=in combi met andere onderzoeksmethode)
  • achtergrondinfo
  • onderdeel mix methods
  • kwalitatieve methode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voordelen om documentanalyse te gebruiken:

A
  • efficiente methode
  • beschikbaarheid
  • kosteneffectief
  • niet opdringerig / hinderlijk
  • stabiliteit (niet-reactief)
  • nauwkeurigheid
  • Dekking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nadelen van documentanalyse

A
  • onvoldoende details
  • moeilijk terug te halen
  • Vooringenomen selectiviteit
  • niet letterlijke weergave van de realiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer is een document kwalitatief goed?

A
  • autenthiek
  • geloofwaardig
  • representatief
  • betekenisvol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer is de analyse valide en betrouwbaar?

A
  • identificeren van relevante zoektermen
  • gestructureerde zoekstrategie
  • Verschillende databases
  • Reflectief over bron
  • In combinatie met andere methodes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een inhoudsanalyse?

A

..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is nodig voor een inhoudsanalyse?

A
  • onderzoekvraag
  • bepalen hoe je de vraag wilt beantwoorden
  • Bepaal wat je moet weten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe voer je een inhoudsanalyse uit?

A
  • samenvatten
  • verhelderen
  • structureren (coderen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer is de analyse valide en betrouwbaar?

A
  • codes sluiten aan bij wat je wil weten

- Codering is herhaalbaar met codeboek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 2 studieopzetten horen bij experimenteel onderzoek? (prospectief)

A

RCT: randomisatie
Quasiexperiment: als er geen randomisatie is (doordat er bvv een hele kleine groep is, of iedereen de behandeling wilt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 3 bij experimenteel vervangend ofwel niet experimenteel ofwel observationeel onderzoek?

A

retrospectief: case-control onderzoek
retrospectief, nu : cross-sectioneel ofwel transversaal ofwel dwarsdoorsnede onderzoek
Retrospectief, prospectief: follow-up ofwel longitidunaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

nadeel case-control studie?

A

bias want het is in het verleden dus het kan zijn dat iemand het zich niet goed herinnert bv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Nadeel cross-sectioneel onderzoek

A

je kan nooit iets zeggen of het 1 het ander heeft veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe is de onderzoekscyclus?

A

probleemstelling –> onderzoeksontwerp –> dataverzameling –> data analyse –> rapportage / interpretatie / reflectie

17
Q

Waaruit bestaat het onderzoeksontwerp?

A
  • doelgroep
  • conceptueel model (afhankelijke variabele, onafhankelijke variabele, relaties tussen alle variabelen),
  • onderzoekshypotheses (h0 en ha),
  • onderzoeksopzet, steekproef (type en omvang)
  • meethmethode en meetinstrumenten
18
Q

Wat zijn de kenmerken van een experimenteel onderzoek?

A
  • > 1 experimentele interventie vergeleken met een controle interventie
19
Q

Voordelen RCT

A
  • enige onderzoeksopzet die causaal verband kan aantonen
20
Q

Nadelen RCT

A
  • Randomisatie niet altijd etisch verantwoord, veel deelnemers nodig, kostbaar
21
Q

Voordelen quasi-experiment

A
  • Interventie testen
22
Q

Nadelen quasi-experiment

A
  • geen randomisatie dus geen causale uitspraken, veel deelnemers nodig, kostbaar
23
Q

Wat is observationeel onderzoek?

A

onderzoek waarbij determinanten en of uitkomsten worden gemeten, zonder enige vorm van interventie

24
Q

Voor en nadelen case controlstudie

A

Voordelen:

  • Opsporen van cases kan altijd ook als de ziekte erg zeldzaam is
  • geen lange wachttijd tot uitkomst optreed
  • efficientie

Nadelen

  • defenitie cases/controles hoe verifier je dat?
  • is determinant goed gemeten (bias)
  • zijn alle determinanten gemeten?
25
Kenmerken cross-sectioneel onderzoek
bij dit onderzoek wordt ieder individu in een groep eenmaal en op hetzelfde tijdstip geobserveerd en gemeten - doorgaans retrospectief
26
Voor en nadelen cross-sectioneel onderzoek
Voordelen: - groot aantal personen snel ondervraagd - goedkoop Nadelen: - veel kans op bias (bv selectie en recall bias) - nooit causaal verband aantonen want je hebt maar 1 meetmoment.
27
Wat is een longitidunaal onderzoek?
zelfde als cross-sectioneel maar dan op meerdere momenten 2 type: - trend (populatie/groep is dynamisch over de tijd) - panel (de populatie/groep is vast) doel: inzicht in ontwikkeling uitkomsten/determinanten over de tijd
28
Wat is een quasi experiment?
2 groepen worden geswitched.
29
Kenmerken case-control studie:
- beginnen bij de uitkomst - er is geen vooraf gedefinieerde populatie - retrospectief
30
Wat is interne validiteit?
zijn de uitkomsten van je onderzoek correct voor alle mensen die je hebt onderzocht? (interne validiteit is een voorwaarde voor externe validiteit)
31
Wat is externe validiteit?
zijn de uitkomsten generaliseerbaar?
32
Wat bedreigt validiteit?
bias: - selectiebias: fout betreffend de onderzoeksparticipanten - informatiebias: fout betreft de metingen - confounding:
33
Verschillende selectiebias:
- healthy worker effect - referral bias: (mensen die doorverwezen zijn naar de specialist zijn gemm ongezonder dan degene die bij de huisarts zijn gebleven) - admission bias: (selectieve verwijsprocedure door de huisarts op basis van de te onderzoeken determinant) - incidentie-prevalentie bias:
34
Wat is validiteit?
uitkomsten zonder systematische meetfouten.
35
Wat is een type 1 fout?
H0 onterecht verworpen (de kans op een type 1 fout is gelijk aan alfa).
36
Wat is een type 2 fout?
H0 niet verwerpen, terwijl hij in werkelijkheid wel verworpen had moeten worden