blz 56 Flashcards
(30 cards)
1
Q
unbedingt
A
per se
2
Q
gegenseitig
A
elkaar, wederzijds
3
Q
sich bewerben
A
solliciteren
4
Q
im Nachhinein
A
achteraf
5
Q
forschen
A
onderzoeken
6
Q
sich austauschen
A
van gedachte wisselen
7
Q
sich einig sein
A
het eens zijn
8
Q
sich ergänzen
A
elkaar aanvullen
9
Q
eigenständig
A
zelfstandig
10
Q
die Leistung
A
de prestatie
11
Q
löschen
A
verwijderen
12
Q
klären
A
oplossen
13
Q
nachtragend sein
A
haatdragend zijn
14
Q
unterschiedlich
A
verschillend
15
Q
zu jemandem halten
A
achter iemand staan
16
Q
trotzdem
A
toch
17
Q
der Kumpel
A
de vriend
18
Q
sich verstellen
A
zich anders voordoen
19
Q
ersetzen
A
vervangen
20
Q
laut
A
volgens
21
Q
neulich
A
onlangs
22
Q
damals
A
toen
23
Q
ständig
A
voortdurend
24
Q
kaum
A
nauwelijks
25
oberflächlich
oppervlakkig
26
die Wertschätzung
de waardering
27
unbedingt
per se
28
die Entfernung
de afstand
29
klappen
lukken
30
auf dem Laufenden halten
op de hoogte houden
