Blz 87 Flashcards
(32 cards)
1
Q
Gelijk
A
Unentschieden
2
Q
De scheidsrechter
A
Der Schiedsrichter
3
Q
De bal
A
Der Ball
4
Q
De vereniging
A
Der Verein
5
Q
Het team
A
Die Mannschaft
6
Q
De wedstrijd
A
Das Spiel
7
Q
Voetballen
A
FuBball spielen
8
Q
De aanvaller
A
Der Stürmer
9
Q
De keeper
A
Der Towart
10
Q
De verdediging
A
Die Verteidigung
11
Q
De trainer
A
Der Trainer
12
Q
De wedstrijd
A
Der Wettkampf
13
Q
De tegenstander
A
Der Gegner
14
Q
De overwinning
A
Der Sieg
15
Q
Het kampioenschap
A
Die Meisterschaft
16
Q
Volleyballen
A
Volleyball spielen
17
Q
Het tennisracket
A
Der Tennisschläger
18
Q
Fitnissen
A
Fitness machen
19
Q
Roeien
A
Rudern
20
Q
Hockeyen
A
Hockey spielen
21
Q
Tafeltennissen
A
Tischtennis spielen
22
Q
Badmintonnen
A
Federball spielen
23
Q
Kun jij voetballen?
A
Kannst du FuBball spielen?
24
Q
Nee, helaas niet
A
Nein, leider nicht
25
Ik moet om vier uur beginnen
Ich muss um vier Uhr anfangen
26
Jammer!
Schade!
27
Ik kan je morgen niet afhalen
Ich kann dich morgen nicht abholen
28
Kun jij morgen naar mij toekomen?
Kannst du morgen zu mir kommen?
29
Ik tennis in de lente
Ich spiele Tennis im Frühling
30
Wat doen jullie met Kerstmis?
Was machst ihr zu Weihnachten?
31
Hopelijk winnen we volgende keer
Hoffentlich gewinnen wir nächstes Mal
32
Ik verheug me al op de herfst
Ich freue mich schon auf den Herbst
