bron g hoofdstuk 3 Flashcards
(9 cards)
1
Q
ben je hier op vakantie?
A
tu es en vacances ici?
2
Q
ja, ik verblijf in hotel Luxia
A
oui, je suis à l’hôtel Luxia
3
Q
hoe vind je het?
A
comment tu le trouves?
4
Q
niet slecht, er is en zwembad
A
pas mal, il y a une piscine
5
Q
super, het is naast de skipiste
A
super, c’est à côté de la piste de ski
6
Q
er is een ijsbaan tegenover
A
en face, il y a une patinoire
7
Q
het ontbijt is heel goed
A
le petit déjeuner est très bon
8
Q
de kamer is te klein
A
la chambre est trop petite
9
Q
mijn bed in niet comfotrabel
A
mon lit n’est pas confortable