Bronchien, brochiolen en longen Flashcards

(78 cards)

1
Q

Neoplasieën

Long

A

Dier: Alle dieren

Oorzaak: De meeste longtumoren zijn metastasen van
tumoren elders in het lichaam (dus secundaire
tumoren).

‘Jaagziekte’ of	longadenomatose	bij	
het	schaap	is	een	virusaandoening	
die	wordt	gekenmerkt door	
progressief verlopende	dyspneu	door	
multiple	bronchoalveolaire	
adenocarcinomen	in	de	long.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Koolmonoxide

intoxicatie

A

Alle dieren

Koolmonoxide is een kleur- en reukloos gas, dat
ontstaat bij onvolledige verbranding. Slecht afgetelde
geiser, fornuis of kachel en onderdeel van
rookintoxicatie.

Verminderd bewustzijn tot
coma, toevallen en sterfte. Er
wordt geen cyanose gezien,
omdat HbCO ook rood is.

Diagnose op basis van HbCO
bepaling in het bloed.
Toedienen van 100% zuurstof,
meestal goed herstel

CO bindt veel sterker aan
hemoglobine dan zuurstof à
zuurstoftransport verhinderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rook intoxicatie

A

Combinatie van inhalatie van hete gassen, toxische
gassen, roetpartikels en koolmonoxide.

Meestal	
patiënten	uit	brandende	huizen/schuren.	
Verschijnselen	treden	meestal	
verlaat	op	(tot	2	dagen	na	
insult).	Snelle	ademhaling	met	
dyspneu,	hypoxie,	longoedeem	
en	als	complicatie	pneumonie.
Diagnose	obv	LO,	röntgen	en
bronchoscopie.
T:	vrijhouden	luchtwegen,	
zuurstof,	rust,	cortico’s	en	evt.	
AB.	
Toxiciteit	van	gassen	wordt	
veroorzaakt	door:	chloride,	SO2,N2O,	
NH4,	alcoholen,	aldehyden	en	
koolmonoxide.	
P:	gematigd	optimistisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Atelectase

A

Alle dieren

  • Onvoldoende surfactant
  • Druk van buiten
  • Luchtresorptie in aansluiting op een obstructie van
    een bronchus of bronchiolus
  • liquothorax, pyrothorax, pneumothorax
  • Tumoren of hernia diaframatica
Verschijnselen	en	afwijkingen	
van	primaire	lijden	staan	voorop.	
Afwijkende	ademhaling	en	
verschijnselen	van	slechte	
gaswisseling.	Benauwdheid	en	
verminderd	
uithoudingsvermogen.
Atelectase	leidt	tot	
onvoldoende	oxygenatie	->
(arterieel) bloedmonster.
Abnormale	percussie.	
Diagnose	dmv	röntgenfoto.
Therapie	gericht	op	
onderliggende	oorzaak.	AB
Atelectase=	alveoli	niet	of	
onvoldoende	ontplooid	en	dus	niet	
luchthoudend.	
Prognose:	niet	ongunstig,	maar	
afhankelijk	van	onderliggende	
oorzaak.	Neonaten:	slechte	prognose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
Longjacht (acuut	
longemfyseem	of	
respiratory	
distress	
syndrome)
A

Rund

Er wordt gedacht: als koeien van schaars naar vol
weiland worden verplaatst (tweede snede), dan
krijgen ze veel L-tryptofaan binnen. Dit wordt in de
pens omgezet tot 3-metylindol. Dit wordt
opgenomen in de pens en in de long verder afgebroken

Vooral	verschijnselen	in	
nazomer.	Binnen	10	dagen	na	
het	verweiden	(een	of	meer	
dieren)	benauwd.	Kreunen,	
steunen	en	open	mond	bij ademhaling	

Aus: soms knisteren door
longemfyseem, soms chiemen
en piepen door exsudaat.

Longjacht= een acute atypische
interstitiële pneumonie (acute-AIP).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Longemfyseem

A

Obstructief emfyseem ontstaat door air trapping in
de acinus ten gevolge van ventielwerking in de
ontstoken en door exsudaat in het lumen vernauwde
bronchi(ol)us. De ventielwerking treedt op dootdat:
- De inspiratiekrachten groter zijn de expiratoire
krachten.
- De bronchi en bronchioli bij inspiratie een grotere
diameter hebben dan bij expiratie.
- De elasticiteit van de long is verminderd.
- Bij geforceerde expiratie een abnormale
drukverhoging ontstaat, die leidt tot een compressie
van omliggende bronchioli
- De Kohnse poriën, die een collaterale ventilatie
verzorgen, bij expiratie nauwer zijn dan bij inspiratie.

Verschijnselen	zijn	vaak 	afwezig	
of	worden	overschaduwd	door	
de	verschijnselen	van	een	
chronische	obstructieve	
longafwijking	die eraan	ten	
grondslag	ligt.	
Aus:	knisteren	(lopen	over	pas	
gevallen	sneeuw).
Per:	Duidelijk	holle	toon	en	
vergroot	longpercussieveld.	
Therapie	is	gericht	op	
primaire oorzaak.
Prognose	niet heel	gunstig,	
maar	afhankelijk	van	primaire	
oorzaak en	werking	therapie.	
Emfyseem=	een	gedeelte	van	de	long	
bevat	teveel	lucht.	
Alveolair	emfyseem:	emfyseem	dat	
zich	beperkt	tot	acinus.
Interstitieel emfyseem:	emfyseem	
dat	in	het	interstitium	is	gekomen	
door	verscheuring	van	alveoli	septa.	
Subpleuraal	emfyseem:	emfyseem	
onder	de	pleura.
Bulleus	emfyseem:	grote	luchtblazen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Longoedeem

A

Alle
dieren

Secundair longoedeem treedt op bij:
- Alle circulatoire aandoeningen die aanleiding geven
tot een verhoogde druk in het linkeratrium.
- Alle oorzaken van hypoalbuminemie
- Toename van permeabiliteit van de longcapillairen
- Door ontstekingen of tumoren in de lymfebaan.

Afhankelijk	van	ernst.	
Dyspneu,	hoesten,	vocht	uit	
neus,	geforceerde	ademhaling,	
versnelde	ademhaling,	labiaal	
ademen en	neusvleugelen
Diagnose	op	basis	van	
anamnese	en	röntgenfoto’s.
Therapie:	verbeteren	
oxigenatie,	elimineren	van	
oedeem	en	stabiliseren	van	
toestand	van	patiënt.	
Aus:	versterkt en vochtig ademgeruis.	
Evt.	met	muzikale	en	niet-muzikale	
rhonchi	(chiemen	en	piepen).	
Prognose	afhankelijk	van	primaire	
oorzaak,	maar	vaak	zeer	
gereserveerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Longbloedingen

A

Paard en
rund

P: kortdurende zware arbeid bij volbloeden en
dravers. Capillary stress-failure: drukverschil tussen
alveoli en vaatbed wordt te groot
R: metastatische pneumonie (Fusobacterium
necrophorum en Trueperella pyogenes)

P: Dier valt terug tijdens arbeid,
heel soms bloedneus.
R: verschijnselen van primaire
oorzaak

Zeer slechte prognose!

P: exercise induced pumonary
hemorrhage (EIPH) -> paarden
worden ‘bleeders’ genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Circulatiestoornissen in de longen en andere longproblemen

  • Bloedingen (door sepsis/trauma/ontstekingen/tumoren)
  • Longstuwing (hartafwijkingen, bv. linker hartfalen)
  • Longembolie (embolus bestaande uit klontje bacteriën of stukjes trombus kunnen een focale endarteriitis veroorzaken. Acute dood komt bij dieren zelden voor).
  • Trombose (door emboli/onstekingsproces dat aangrijpt op bloedvatwand/stollingsafwijkingen)
  • Infarcering (komt door tweedelige en anastomoserende bloedvoorziening weinig voor)
A

-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Longtrauma

A

GD en paard

(Verkeers)ongelukken
of vallen uit
bomen/gebouwen.

Geforceerde	adembewegingen	
(abdominaal/pendelen)	en	cyanose.

Diagnose ahv anamnese en röntgenfoto.
Zuurstof toedienen en lucht afzuigen bij
pneumothorax. Prognose gunstig.

Aus: versterkt/bronchiaal ademgeruis.
Per: gedempte longtonen, pijnlijk,
abnormale longgrens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

(Small) airway
inflammatory disease
((S)IAD)

A

Paard (20-
50% van
jongere
sportpaarden)

Allergie, inhalatie van
stof en
luchtvervuiling.
Virale/bac. infectie?

Verminderd presteren! Chronisch
hoesten en muceuze tot
mucopurulente nuisuitvloeiing.

Diagnose ahv anamnese, klinische
verschijnselen, endoscopie en BAL.
Stof en allergeenvrij management.

Geen longafwijkingen vast te stellen.
Is RAO gevolg van progressieve (S)AID?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Intermitterende
chronische
luchtwegobstructie
(RAO

A

Paard
(volwassen
paarden
vanaf 7 jaar)

Schimmels	in	stof,	
bacteriële
endotoxinen	in	stof,	
mijten,	gassen,	
plantendebris	en	
anorganische	stoffen.	
(dus erger	bij binnen	
huisvesting)
Niet	algemeen	ziek.	Hoesten	(bij	uit	
stal	halen),	verminderd	
uithoudingsvermogen.
Permanente	afwijking:	hoesten	vaak,
dyspneu, abdominale	ademhaling,	
soms	neusuitvloeiing,	neusvleugelen	
en	evt.	anusbewegingen.
Auscultatie:	soms	verscherpt	ademen,	
soms	knisteren	en soms	rhonchi.
Diagnose	dmv	anamnese	(hoesten	en	
verminderd uithoudingsvermogen).	
Tracheobronchoscopie	en	cytologisch	
onderzoek	van	BAL	met	veel	neutro’s.	
Verbeteren	milieu,	bronchospasmolytica,	
expectorantia,	cortico’s	en	evt.	antibiotica.	
Prognose	afhankelijk	van	ernst,	doel	van	
dier	en	bereidwilligheid	van	eigenaar.	
Brochusexcudaat	heeft	een	hoge	
viscositeit,	trilhaarepitheel	kan	het	niet	
naar	craniaal	transporteren	-> blijvende	
hoest	prikkel	wat	de	ontsteking	is	
standhoudt.
Er	kan	uitbreiding	naar	peribronchiaal	
zijn	à verlies	elastine	vezels	à air	
trapping à emfyseem	(ook	door	zwelling	
slijmvlies	en	bronchoconstrictie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Chronische bronchitis

en astma

A

Kat

CB: Onbekend
Astma: allergenen
(maar nog niet
bekend welke)

Chronische	bronchitis:	zie	hond.
Astma:	aanvalsgewijs	benauwd,	soms	
hoesten,	kortademig	en	stikken,	
abdominale	ademhaling	(moeite	met	
expiratie	door	bronchoconstrictie)
Diagnose	obv	ziektegeschiedenis,	LO,	
röntgenfoto’s en	cytologie	van	BAL.
Dagelijks	cortico’s	(per	inhalatie of	oraal)
beta-2	recpetor agonist als	nood	middel	
bij	ernstige	benauwdheid.

Astma= een overgevoeligheidsreactie die
een gegeneraliseerde bronchoconstrictie
en overmatige s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Chronische bronchitis

A

Hond

Onbekend

Chronische productieve hoest
(maanden tot jaren), verminderd
uithoudingsvermogen en daardoor
overmatige voedingstoestand.

Diagnose	obv	ziektegeschiedenis,	LO,	
röntgenfoto’s,	bronchoscopie	en	cytologie	
van	BAL.	Bacteriekweek	negatief,	tenzij	
sec.	bac.	infectie.	
Geen	genezing,	evt.	cortico’s
- Chronische	idiopathische	bronchitis
(veel	slijm	en	veel	neutro’s	in	lumen)
- Eosinofiele	bronchopneumopathie	(ook	
idiopathisch,	maar	slijm	en	eosinofiele	
granulocyten	gevonden).
Astma	komt	bij	de	hond	niet	voor.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ascaris suum [Z]

Spoelwormen:
Sommige parasietenlarven maken een trektocht door het lichaam en passeren daarbij ondermeer de longen (tracheale migratie).

Bijvoorbeeld	ascariden	(spoelwormen):	Toxocara	spp.,	Parascaris	equorum,	Ascaris	suum,	Toxocara	vitulorum	en	Baylisascaris	procyonis. Dit	kan	leiden	tot	een	acute	pneumonie.	
Ascaris	suum geeft	vooral	problemen	in	longen	en	lever,	daarom	wordt	deze	hier	besproken.
A
Varken
(rund	en	mens,	
maar	infectie	
loopt	daar	vaak	
dood)
Ascaris	suum (de	grote	
varkensspoelworm)
Prepatentperiode	is	7-9	
weken.	
Infectieuze	larve	ontwikkeld	
zich	in	ei	in	3-5	weken à
dikke	wand,	dus	goed	
beschermd.	

Migrerende grote aantallen larven:
emfyseem, eosinofiele bronchitis en
pneumonie. Meest karakteristieke
verschijnsel is hoesten. Groeivertraging en
stijging voederconversie.
Respiratoire verschijnselen vooral bij biggen
tot leeftijd van 4 maanden oud.

Diagnose	op	basis	van	anamnese.
Anthelmintica voor	wormen	in	
darm.	
Preventie	is	moeilijk	door	zeer	
resistente	eitjes,	dus	goed	
ontwormingsschema	is	van	
belang!	Prognose	is	goed.	
Directe	levenscyclus.	Orale	opname	
van	wormei ->  larven	komen	uit	in	
darm -> trektocht	via	lever	en	bloed	
naar	longen	-> opgehoest	en	
doorgeslikt	-> volwassen	in	jejunum
-> productie	eieren	in	darm -> feces.	
Levers	worden	afgekeurd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Longwormen in hond en kat

A

Filaroides osleri: veroorzaakt bij hond een chronische polypeuze tracheïtes en bronchitis ter hoogte van bifurcatie.
Filaroides hirthi en Filaroides milksi: veroorzaken multiple, kleine ontstekingshaarden in de longen.
à Behandeling moeilijk, langdurig benzimidazolen
Capillaria aerophila: bij vos/hond/kat/aantal andere diersoorten. Meeste infecties zijn mild en symptoomloos
Crenosoma vulpis: bij hond/vos. Tussengastheer is slak, veroorzaakt catarrale eosinofiele bronchi(oli)tis met granulomateuze pneumonie. Klinisch:
chronische longinfectie met hoesten, niezen en neusuitvloeiing
Aelurostrongylus abstrusus: bij kat. Veroorzaakt bronchitis en een interstitiële pneumonie. Tussengastheer is landslak. Histologisch: ‘Brutknoten’.
à Diagnose op basis van L1 larve in feces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Longwormen bij Paard

A

Dictyocaulus arnfieldi

Veel patente infecties, zonder verschijnselen
bij veulens.

Zelden	patent,	maar	met	
chronische	verschijnselen	bij	oudere	
paarden.	
Verschijnselen	vergelijkbaar	met	
longworm	rund.	

Diagnose lastig ivm niet patente
dieren.
Anthelmintica

Ezel is drager (zelf geen
verschijnselen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Longwormen bij Varken

A
Metastrongylus	elongatus
(=	M.	apri)

Mild en vaak zonder verschijnselen.
Zware infecties: hoesten, dyspneu en
neusuitvloeiing.

Anthelmintica

Regenwormen tussengastheer! Dus
alleen voorkomend bij buiten lopende
varkens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Longwormen bij Schaap en Geit

A
Dictyocaulus	filaria	(grote	
longworm),	
Muellerius	capillaris	en	
Protostrongylus	rufescens
(beide	kleine	longwormen)

Ze veroorzaken macroscopische
veranderingen: (1) wormknobbeltjes door
Muellerius, (2) ‘Brutknoten’ door Muellerius
en Protostrongylus. (3) Catarrale bronchitis
-> purulente bronchopneumonie door
Dictyocaulus

Anthelmintica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Longwormen Rund

A
Dictyocaulus	viviparus
Meest	pathogene	en	
economisch	belangrijke	
longworm.	
Vaak	in	augustus	of	later.	
Prepatentperiode:	24-25	
dagen
Patentperiode:	1-1,5	maand
Drager	koeien	zijn	aanwezig.

Verschijnselen zijn afhankelijk van ernst van
besmetting/opname larve.
De meest opvallende verschijnselen zijn een
(sterk) verhoogde ademhalingsfrequentie en
hoesten. Bij zware infecties: longemfyseem,
lobulair oedeem en hyaliene membranen à
ernstige dyspneu.
Veel exsudaat in bronchi en trachea kan
zorgen voor verstoppingen

Auscultatie:	rhonchi,	verscherpt	
vesiculair	ademen	en	evt.	
bronchiaal	ademen.	Diagnose	op	
basis	van	anamnese.	Aantonen	
parasiet:	mestonderzoek	
(Baermann),	sputumonderzoek	of	
ELISA.
Behandeling	met	anthelmintica.	
Vaccinatie	(alleen	immuniteit	L3)
D.	viviparus heeft	een	direct	
levenscyclus.	Volwassen	wormen	
produceren	geëmbryoneerde	eieren	
in	longen	-> L1	larve	-> ophoesten	en	
inslikken	-> MDK	à-> feces -> L1	naar	
L3	en	migratie	via	Pilobolus spp.	-> L3	
orale	opname	-> darmwand	
penetratie	en	migratie	via	lymfe- en	
circulatiestelsel	naar	long.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Verslikpneumonie

A
Alle	diersoorten	
(meeste	bij	
paarden,	
herkauwers	en	
honden)
Slokdarmverstopping,	
epiglottisafwijking,	braken,	
regurgiteren,	onvoorzichtig	
voeren,	verkeerd	ingeven	
medicijnen,	etc.	

Bruingroen gekleurde neusuitvloeiing,
uitademingslucht is weeïg van geur, ernstig
ziek, anorexie, dehydratie, hoesten, koorts,
verhoogde ademhalingsfrequentie.

Zo snel mogelijk behandelen met
AB.
Matige tot slechte prognose

-> sec. bac. infectie speelt een
belangrijke rol! Necropurulente
pneumonie op basis van anaerobe
bacteriën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Tuberculose [A,Z]

A

Het is een chronische infectieziekte bij mens en dier die gekenmerkt is door typische woekeringen (tuberkel) waarin verkazing kan plaatsvinden. Het wordt niet meer vaak
gezien in NL. Het wordt veroorzaakt door Mycobacterium spp. De aangifteplicht geldt alleen voor zoogdieren ten gevolge van een infectie met het Mycobacterium
tuberculosis/bovis-complex (niet voor vogels). Mycobacterium komt binnen via del luchtwegen en wordt opgenomen door macrofagen. De bacterie is bestand tegen
digestieve enzymen en kunnen lange tijd in macrofagen aanwezig zijn voordat ze vermeerderen. Wanneer ze zich gaan vermeerderen worden de typisch kenmerkende
ontstekingshaarden (tuberkel/granulomen) gevormd.
- Mens: Mycobacterium tuberculosis (ook pathogeen voor aap en cavia). Mensen kunnen geïnfecteerd raken met M. avium, maar de infectiebron komt dan van varkens.
- Rund: Mycobacterium bovis (pathogeen voor alle zoogdieren). Drie vormen van tuberculose: (1) Acute miliaire tuberculose, doorzaaid met kleine tuberkeltjes. (2) Grote
tuberkels, met verkazing en verkalking. (3) Acinaire tuberculose, endobronchiale uitbreiding van tuberculose. Kan lang duren voordat er verschijnselen optreden.
Retrofaryngeale lymfeknopen vergroot en soms hoesten.
- Varken: Miliaire of grote tuberkels die verkazen en verkalken. De ‘kaas’ heeft een witte kleur. De aviaire tuberculose geeft een ander beeld: zeer geringe neiging tot
verkazing en vaker in de lever.
- Paard: variërend van miliaire hyaliene tuberkels tot grillig gevormde spekkige haarden die aan tumoren doet denken. Geen of gering verkazing en verkalking.
- Vleeseters: zelden miliaire tuberkels. Wel kleine of grote, bleke, spekkige haarden met yoghurtachtige verkazing. Bij fret vaak M. genavense. Als bij hond/kat
Mycobacterium-infectie wordt gediagnosticeerd, dan moet eigenaar zich ook testen (zoöanthroponose).
- Vogels: Mycobacterium avium (kan ook bij rund, varken, hond, kat, paard en mens tot ziekte leiden) of M. genavense (soms M. bovis of M. tuberculosis via mens). De leasies
bestaan uit chronische ulcera en necrotiserende veranderingen in de mondhoek en tong. Ook hier drie vormen: (1) Klassiek, tuberkels in diverse organen. (2) Paratuberculose,
verdikte mucosa van darm. (3) atypisch, lokaal tot massaal zuurvaste bacteriën in long.
Diagnose: kweek, PCR of proefdierenting. Tuberculose bij zoogdieren wordt niet behandeld -> Dieren elimineren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Aspergillose [Z]

A

Vogels

Aspergillus fumigatus

Het klinische beeld wordt bepaald door de
aangetaste organen en is dus veelvormig.
Depressie en cachexie komen vaak voor.
Staartwippen, tachypneu, dyspneu, ademen
met open snavel, stridor, vogel klinkt
schoor/stopt met praten. Sectie:
aspergillomen= processen van gemengde
infiltratie met reuscellen en necrose weefsel
en ontstekingsweefsel dat doorgegroeid is
hyphae. Dofgrijs, stuivend beslag.

Definitieve	diagnose	alleen	te	
stellen	door	aantonen	van	agens.	
Kleuring	histologische	coupe	of	
schimmelkweek.	
Systemisch	of	lokaal	toedienen	
van	antimycotica.	Vaccinatie	is	
niet	mogelijk.	
Prognose:	relatief	gunstig	tot	
slecht	(afhankelijk	van	ernst)
Schimmel	komt	overal	voor	en	vooral	
verzwakte/gestreste/jonge vogels	zijn	
gevoelig.	Infectie	komt	tot	stand	door	
inhalatie	van	sporen.
Aangetaste	dieren	zijn	niet	
besmettelijk.
Mens	is	ook	gevoelig	maar	
besmetting	kan	alleen	met	een	zeer	
groot	aantal	sporen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Coryza contagiosa

acuut snot

A

Pluimvee
(kippen,
fazanten en
parelhoenders)

Avibacterium	
paragallinarum
- Gramnegatief,	bipolair	
staafjes	met	
filamentvorming.
Dieren	blijven	drager.	

Acuut met hoog percentage zieke dieren in
koppel. Ooguitvloeiing, conjunctivitis,
verkleven van de oogleden, soms
gezichtsoedeem en rhonchi. Subacuut:
infraorbitale sinussen gezwollen en purulent
exsudaat in conjunctivale zak.

Uitstrijkje	van	sinusexsudaat	en	
gramkleuring/bacteriologisch	
onderzoek.	
Antibiotica	zo	snel	mogelijk.
Vaccinatie	geeft	onvoldoende	
bescherming.	
Vooral	bij	dieren	die	ouder	zijn	en	in	
het	najaar/winter.	
Overdracht	via	lucht	en	drinkwater.	
Incubatieperiode	24-28	uur.	
Verschijnselen	blijven	enkele	weken	
bestaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Psittacose (papegaaienziekte) en ornithose [A, Z]
``` Papegaaien, parkieten, kaketoes en ara’s. Kippen, kalkoenen, duif en kanaries. ``` ``` Chlamydia psittaci behoort tot de familie Chlamydiaceae Intracellulaire bacterie. Uitscheiding via excreta van gastheer. Incubatietijd 5 dagen tot enkele (6) weken. ``` Symptoomloze dragers komen veel voor. Bij papegaaien: sufheid, bol zitten, anorexie, gewichtsverlies en soms ook oog- en luchtweginfecties, mucopurulente neusuitvloeiing en niezen. Geelgroene verkleuring van uraatfractie door hepatitis. ``` Diagnose door swab van conjunctivae/choane en cloaca à sneltest. Daarna PCR/Stampkleur. Intramusculaire doxycyclineinjectie min. 6 weken. + desinfectie met formaline/halamid. ``` ``` Ook schapen, geiten en GD kunnen incidenteel geïnfecteerd raken en de ziekte naar de mens overdragen (griep, koorts en longontsteking). Reservoir zijn vogels in de vrije natuur. Immuniteit is kortdurend (6-9 mnd) ```
26
Mycoplasma-infectie
Pluimvee Mycoplasma gallisepticum en Mycoplasma synoviae Geen verschijnselen, hoogstens tijdelijk proesten. CRD: dyspneu, proesten, rochelende ademh, chronisch vermageren. Mycoplasmata zijn zeer gevoelig voor desinfectantia. Evt. AB. M. gallisepticum + virus/bacterie à chronic respiratory disease. Verspreiding over korte afstand of ei.
27
Zomerlongontsteking
Schaap en geit (6 weken tot 12 maanden oud in mei, juni en juli) ``` Multifactorieel. Mannheimia haemolytica zorgt voor acute bronchopneumonie. Of infectie met kokken, E. Coli, Klebsiella en Bordetella ``` Groeiachterstand, neus- en ooguitvloeiing, hoesten en inspanningsintolerantie. In terminale stadium: schuimig kwijl uit bek. Soms zonder klinische verschijnselen ineens dood (jonge lammeren). ``` Diagnose op basis van anamnese, klinische verschijnselen en postmortaal onderzoek. AB bij sec. bac. infectie. Preventie: vermijden van stress en eventueel vaccinatie. ``` Predisponerende factoren zijn extreem warm weer en het uitvoeren van behandelingen (bv. toediening van geneesmiddelen en castratie).
28
Contagious bovine pleuropneumonia (CBPP) [A]
Rund Mycoplasma mycoïdes mycoïdes Infectie dmv aerogene weg ``` Na incubatietijd van 3-6 weken worden dieren ernstig ziek. Anorexie, koorts, dyspneu, polypneu, hoesten en neusuitvloeiingen. Mortaliteit kan oplopen tot 50% ``` ``` Behandeling niet toegestaan. Overheid (NVWA) neemt besmette dieren over. Zeer ernstige bronchopleuropneumonie Sinds 1999 geen uitbraken meer in Europa. Dieren blijven jarenlang drager. ```
29
``` Zwoegerziekte (schaap) [A] Caprine artritis encefalitis (CAE) (geit) ```
Lentivirussen Ze kunnen chronische, ongeneselijke infecties veroorzaken, veelal met progressief verloop. Verschillende organen kunnen worden aangetast. De meeste vertonen geen verschijnselen. Soms dyspneu gekenmerkt door ¯ uithoudingvermogen, accessoire adembewegingen en met open bek ademen. ``` Diagnose op basis van anamnese, klinische verschijnselen en antilichaamtiter. Meerdere monsters nemen! Of PCR. Er is geen therapie, vaak hele bedrijf ruimen. Prognose: gereserveerd tot slecht ``` ``` Zwoegerziekte (= Maedi Visna) Typisch chronische interstitiële pneumonie. Zeer efficiënte besmetting van moeder op lam door biest/melk. ```
30
Enzoötische kalverpneumonie en ‘shipping fever’
Kalveren jonger dan 3-5 maanden ``` Multifactorieel (bezettingsgraad, huisvesting, klimaat, etc). Primair: PI3, BRSV, BHV1 en Mycoplasma spp. Secundair: Mannheimia haemolytica en Pasteurella multocida ``` Milde tot ernstige dyspneu en koorts. Hoesten. Bij auscultatie: verscherpt ademen en rhonchi en op cranioventrale longdelen bronchiaal ademen. Soms milde diarree. Ziekteverloop duurt 4-7 dagen. Mortaliteit blijft meestal onder de 5% ``` Diagnose op basis van klinische verschijnselen. Ter preventie van sec. bac. infectie kan AB worden gegeven en huisvesting verbeteren is heel belangrijk! P: gereserveerd ``` ``` Shipping fever= bijzondere vorm van enzoötische pneumonie die optreedt bij kalveren na transport of andere stressvolle gebeurtenis (kan ook bij paarden voorkomen). Transmissie via direct contact en/of aerosolen. ```
31
Pinkengriep (bovine respiratory syncytial virus)
Rund (jonge runderen tussen 2 weken en 5 maanden) Infectie met bovine respiratory syncytial virus (BRSV). Soms in combinatie met para-influenzavirus type 3 (PI3-virus) Sterk variërend ziektebeeld. Mild: hoesten, vooral als dieren in beweging komen. Tranenvloed als gevolg van lichte conjunctivitis. Koorts is wisselend, ademfrequentie verhoogd, sereuze neusuitvloeiing, speekselen (evt. geringe groeivertraging en gewichtsverlies). Ernstig: Ademfrequentie hoog, benauwd, kreunen, speekselen, bloederig schuim rond mond, slijmvliezen cyanotisch -> sterfte. ``` Diagnose op grond van anamnese, klinisch beeld en aantonen van BRSV. Alleen in vroege stadium kan isolatie van virus plaatsvinden uit tracheobronchiaal secretum. NSAIDs/cortico’s en evt. AB wanneer sec. bac. infectie. Vaccinatie voor opstallen, 2 keer met tussentijd van 3-4 weken P: ongunstig tot goed. ``` ``` Acute interstitiële bronchopneumonie met interstitieel oedeem en een catarrale tot necrotiserende ontsteking met syncytiële cellen. Vanaf 12-15 maanden treedt er een leeftijdsresistentie op. Infectie via inhalatie en verschijnselen vanaf 2-8 dagen. Virusvermeerdering in slijmvliezen van neus, trachea en bronchi ```
32
Mycoplasma hyopneumoniae (enzoötische pneumonie)
Varken ``` Mycoplasma hyopneumoniae (ander die een rol spelen: A. pleuropneumoniae, H. parasuis en S. suis) ``` Naïeve populatie: treft alle dieren, niet eten, koorts, dyspneu, mortaliteit tot 50%, soms hoesten. Chronisch: Luide, droge hoest die 50 dagen kan aanhouden à secundaire pneumonie. Mortaliteit laag. ``` Patho: hyperplastische lymfoïde ‘cuffs’ rond brochi, bronchiolen en kleine arteriën. Bevestiging dmv IFT/PCR/isolatie. Antibiotica kan helpen tegen groeivertraging. Verbetering HV. ``` ``` Besmetting kan plaatsvinden via lucht over een afstand van 2,5 kilometer. Varkens kunnen drager zijn zonder ziekteverschijnselen. EP is economisch belangrijk, omdat het zorgt voor groeivertraging. ```
33
Actinobacillus | pleuropneumoniae
Varken (vaak bij vleesvarkens jonger dan een jaar) ``` Actinobacillus pleuropneumoniae Er zijn 15 serotypen, waarvan 2, 9 en 11 klinische problemen veroorzaken. -> toxinen zorgen voor lekkage van allerlei soorten membranen ‘pore vorming toxins’. ApxIV toxine. ``` Het klinisch verloop hangt van veel factoren af. Infecties kunnen snel fataal aflopen à dood gevonden dieren met bloederig schuim uit neus. Ernstige dyspneu, expiratoir kreunen, ‘hondenzit’ en naar buiten gebogen schouders. Ook koorts, apathisch en anorectisch. Soms hoesten (bij mild verloop). Mortaliteit kan oplopen tot 50%, sterfte treedt meestal op tijdens eerste twee dagen na infectie door weefselschade en hartfalen. ``` Diagnose op basis van sectie en kweek van bacterie. Het aantonen van bacterie in levende dieren is praktisch niet uitvoerbaar. Parenterale toediening van antibiotica, klimaat- en managementfactoren. Vaccinatie met subunit vaccin, voorkomt ernstige verschijnselen (maar nog steeds leasies in longen) ``` ``` Fibrineuze tot hemorragischnecrotiserende pleuropneumonie. Virus verspreidt zich vooral door direct contact. Infectie in alveolaire ruimte leidt binnen 3-6 uur tot ernstige vaatlekken van longcapillairen. Explosieve vermeerdering waarbij toxinen worden geproduceerd. P: slecht wanneer cyanose, anders groeivertraging (mild) of dood. ```
34
Porcine respiratory disease complex (PRDC)
Varken ``` Complex van respiratoire infecties (Primaire agentia: PRRSV, PCV2, influenzavirus en Mycoplasma hyopneumoniae) ``` Sloomheid, anorexie, koorts, dyspneu en hoest. Groeivertraging en verhoogde voederconversie. Mortaliteit (5-10%) Verbeteren van omgevingsfactoren (klimaat, hygiëne en management). Veroorzaakt aanzienlijk economische schade!
35
Porcine proliferative and necrotizing pneumonia (PNP
``` Varken (vleesvarkens en gespeende biggen tussen 4e en 16e levensweek) ``` Porcine circovirus type 2 (PCV2) veroorzaakt een ernstige vorm van interstitiële pneumonie Koorts, dyspneu en een te abdominale ademhaling. Ook hoesten kan voorkomen. - ``` Sectie: aangetaste longen zijn slecht samengevallen, rood of grijs van kleur en te stevig van consistentie. Histologisch: lymfohistiocytaire interstitiële pneumonie met hypertrofie en proliferatie van type 2 pneumocyt + necrotische cellen ```
36
Porcine respiratory | coronavirus (PRCV)
Varken Porcine respiratory coronavirus PRCV vermenigvuldigd zich alleen in respiratietractus Vaak zonder verschijnselen. Klinische verschijnselen die gezien kunnen worden zijn minimaal en bestaan uit hoesten, anorexie, koorts en dyspneu Diagnose dmv PCR Behandeling is meestal niet nodig. Preventie: optimale huisvesting Prognose: goed PRCV is mutant van TGE-virus en veroorzaakt kruisimmuniteit
37
Ziekte van Aujeszky (pseudorabiës) [A]
``` Vooral varken, maar ook herkauwers, honden, katten en paarden ``` ``` Porcine herpesvirus 1 Na infectie -> vermenigvuldiging in voorste luchtwegen -> verplaatsing virus via nervi naar centrale zenuwstelsel en lymfeknopen -> Virus blijft latent aanwezig in zenuwweefsel. ``` Voor herkauwers, honden en katten is de ziekte vrijwel altijd fataal door encefalitis. Een zeer typisch verschijnsel is heftige jeuk -> automutilatie door likken en schuren. Excitatie, ataxie, paralyse en hoge koorts. Varkens treedt geen jeuk op. Jonge biggen: sloom, koorts en neurologische verschijnselen. -> Sterfte Gespeende biggen: verschijnselen vergelijkbar, maar minder ernstig. Vleesvarken: rhinitis, neusuitvloeiing, niezen, pneumonie, hoest en dyspneu. Evt. sec. inf. met Actinobacillus pleuropneumoniae. Zeugen en beren: zelfde als vleesvarken + abortus ``` Het klinische beeld is niet altijd duidelijk. Virus aantonen door PCR uit neusswab. Er is geen therapie. Vaccinatie zodra virus is aangetoond en vervroegde slacht. ``` ``` NL sinds 1 Januari 2009 officieel vrij. Monitoring dmv bloedonderzoek op antilichamen (gE-ELISA). Infectie via epitheel van luchtwegen via (in)direct contact of aerosolen (enkele kilometers). Virus kan in sperma zitten! ```
38
Echinococcose | [Z]
Slachtdieren Echinococcus granulosus (lintworm van hond, kat en vos) Vrijwel nooit klinische verschijnselen, ondanks dat de blaas zo groot kan worden als een kinderhoofd… :O - Veel dieren waaronder de mens is tussengastheer
39
Rhodococcuspneumonie
Paard (vooral jongere veulens vanaf één maand) Rhodococcus equi. Vooral in zomermaanden op overbevolkte stoeterijen met slechte hygiëne. Verhoogde ademhaling, een abdominaal ademtype, purulente neusuitvloeiing, hoesten, een rochelende stridor, verhoogde temperatuur. De mandibulaire lymfeknopen kunnen iets vergroot zijn. Bij auscultatie duidelijke rhonchi. Veroorzaakt door purulente tot chronische pyogranulomateuze bronchitis met later atelectase/pneumonie. Kan ook een ulceratieve colitis veroorzaken welke gepaard gaat met mesenteriale abcesvorming, koorts en diarree. Ook in hersenen, wervellichamen en ruggenmerg -> hersenverschijnselen en ataxie. En immuungemedieerde polyartritis ``` Diagnose op basis van verschijnselen, lichamelijk onderzoek, röntgenfoto’s en bacteriologisch onderzoek (van transtracheaal genomen spoelsel). Rhodococcus equi is gevoelig voor veel antibiotica, maar de aanwezigheid van bacterie in pyogranulomen maakt keuze van middelen in vivo beperkt. Evt. Secretolytica, bronchospasmolytica en ontstekingsremmers ``` ``` Rhodococcus equi kan ook als commensaal gevonden worden, maar wordt gezien als opportunist. Voornamelijk infectie door inhalatie. Het is een facultatief intracellulair micro-organisme in mononucleaire fagocyten en kan fuse van fagolysosomen tegengaan. Pyogranulomen Preventie: hygiëne en adequate biest voorziening! Zieke dieren in isolatie. Prognose: zonder behandeling slecht ```
40
Rhinopneumonie
``` Paard (vaak bij veulens van hetzelfde jaar (EHV-4), maar kan ook bij volwassen paarden voorkomen) ``` ``` Equine herpesvirus type 1 en 4 (EHV-1 en EHV-4) EHV-1: veroorzaakt respiratoire afwijkingen, abortus en neurologische verschijnselen. EHV-4: alleen ``` respiratoire afwijkingen. -> Vaak sec. infectie met Streptococcus equi zoöepidemicus Respiratoir: rhinitis, faryngitis en bronchitis. Bifasische koortsverloop, depressie, anorexie, dieren hoesten soms, mandibulaire lymfeknopengezwollen, sereuze tot mucopurulente neusuitvloeiing en soms conjunctivitis. Abortus: drachtige merrie kan foetus met EHV-1 besmetten -> abortus/zeer zwak veulen -> vrucht/vlies besmettelijk! Neurologisch: Ataxie en neurologische verschijnselen (parese van blaas en staart) bij wat oudere paarden. Virus tast bloedvaten van zenuwweefsel aan. ``` Klinische niet met zekerheid te stellen. Bevestiging dmv neusswab (PCR) tijdens koortsfase of pathologisch onderzoek van vrucht. Causale therapie is niet mogelijk. Prognose: respiratoir is gunstig, neurologisch ongunstig. Vaccinatie kan bij veulens vanaf 5 maanden, maar er is geen langdurige/volledige bescherming ``` ``` Verspreiding door aerogeen, direct en indirect contact. Virus kan normaliter niet lang overleven buiten het paard. Het virus vermeerderd zich op het neusslijmvlies en verspreidt zich via (T-)lymfocyten naar andere organen. Besmette paarden blijven drager. ```
41
Influenza | paard
Paard ``` Influenza A subtypes H7N7 en H3N8 leiden tot klinische verschijnselen. Amerikaanse H3N8 is op dit moment verantwoordelijk voor uitbraken en onderhevig aan antigene drift. ``` Rhinitis, faryngitis, laryngitis, tracheïtis en bronchi(oli)tis. Aanvankelijk hoge koorts, sereuze neusuitvloeiing, tranenvloed, droge, pijnlijke hoest, minder eetlust. Lymfeadenopathie en tachypneu. Vooral bij jonge en oudere dieren kunnen complicaties optreden: bronchopneumonie en zelfs pleuritis. Uitzonderlijk zelfs hersen, MDK, parenchymateuze orgaan en hartspier aantasting. ``` Vooral in meerdere gevallen met acute bronchitis gepaard met ernstig ziek is influenza waarschijnlijk. Diagnose bevestigd door PCR van neusswab. AB bij sec. bac. infectie. Stofvrij, goed geventileerde stal, thilhaaractivator en sputumverdunners. ``` ``` Histopathologisch: degeneratie en necrose van het bronchi(o)laire epitheel met infiltratie van neutrofielen en lymfocyten, soms in combi met interstitiële bronchopneumonie. Prognose: volwassen paard redelijk gunstig, veulen slechter. Preventie: 1-2 keer/jaar vaccineren ```
42
Influenza (klassieke vogelpest, vogelgriep) [Z, A]
Pluimvee ``` Aviaire influenza type A. Intraveneuze pathogeniteitsindex (IVPI) wordt uitgedrukt in een getal tussen 0 (geen merkbaar zieken) en 3 (alle dieren sterven binnen 10 dagen). ``` Virulente HPAI virus repliceert in vele celtypen en kan daardoor overal in het lichaam organen aantasten. Verschijnselen van LPAI stammen zijn voornamelijk beperkt tot de luchtwegen. Respiratieproblemen, digestiestoornissen, reproductiestroonissen en neurologische verschijnselen. Sterfte van 0-100%. Cyanotisch, blaasjes en pokachtige leasies op kam en lellen en oedeem aan de kop. ``` Diagnostiek door overheid. PCR van virusisolatie uit bebroede kippeneieren à HPAI/LPAI. Besmette pluimvee bedrijven worden geruimd + ophokplicht voor andere. Vaccinatie is mogelijk, maar moeilijk vanwege verschillende virustype ``` ``` AI virus met IVPI van 1 of hoger vertoont is hoog pathogeen (HPAI). Alle H5 en H7 serotypen worden beschouwd als aangifteplichtig. Potentiele virusbronnen voor pluimvee zijn wilde (water)vogels, siervogels en andere (zoog)dieren. Incubatieperiode is enkele dagen. Veel en snelle horizontale transmissie. ```
43
Influenza algemeen
Infectieuze aandoening waarbij onder meer de luchtwegen betrokken zijn. Het wordt veroorzaakt door virussen uit de groep Orthomyxoviridae uit het geslacht Influenzavirus A. Binnen type A zijn er verschillende subtypen, die gebaseerd zijn op het hemagglutinine (H) en het neuramidase (N) op het oppervlak van het virion. Er zijn 16 subtypen van H en 9 van N aantoonbaar. Het zijn RNA virussen in de vorm van 8 losse genoomfragmenten -> antigene shift.
44
Tracheacollaps en | bronchomalacie
``` Hond (vaak bij oudere honden van kleine rassen à Yorkshire terriër) ``` ``` Onbekend. Verkregen, langzaam verlopende, progressieve en degeneratieve aandoening van het kraakbeen van de trachea, waardoor stevigheid van het kraakbeen verloren gaat. Kan ook ontstaan door chronisch geforceerde ademhaling (vb. longfibrose) ``` Bij matige en ernstige tracheacollaps wordt luid hoesten (bij opwinding en inspanning) als belangrijkste verschijnsel waargenomen. Bij zeer ernstige collaps: hele dag hoesten, benauwd, hypoxie, flauwtes en eventueel stikken. ``` Geen oorzakelijke behandeling, maar er kan eventueel een intratracheale stent worden geplaatst (bij honden die veel hoesten en/of kortademig zijn). -> dit is niet mogelijk bij bronchomalacie. Evt. hoestonderdrukkers. ``` ``` De trachea is in een dorsoventrale richting afgeplat en het dorsale membraan wordt uitgerekt. Als de bronchiën ook zijn aangetast spreken we van bronchomalacie. ```
45
Syngamus tracheainfectie | gaapworm
Pluimvee en vogels ``` Syngamus trachea (gaapworm) bij hoenderachtige en grote zangvogels. Syngamus brochialis bij watervogels (eendachtige) PPP: 16-20 dagen Volwassen wormen kunnen 9 maanden leven. Eieren zijn 9 maanden infectieus. L3 in gastheer kan jaren overleven. ``` In geval van zware infectie worden klinische verschijnselen gezien bij jonge vogels door migratie door longen. Dit kan resulteren in emfyseem, oedeem, longontsteking en dood. Bij minder zware infecties kan hemorragische tracheïtis ontstaan, door volwassen worden die zich hechten aan trachea mucosa à overvloedig slijmproductie. Kan zorgen voor obstructie waardoor dieren happen naar lucht, hoesten en met kop schudden. ``` Diagnose op basis van anamnese, klinische verschijnselen, endoscopie en eieren in feces. Bevestiging door sectie: volwassen wormen in tracheale mucosa. Anthelminticum (benzimidazolen, ivermectine of bij commercieel gehouden hoenderachtige flubendazol). Ivermectine is toxisch voor vinkachtige ``` ``` Volwassen wormen leggen eitjes die worden opgehoest en ingeslikt. Uitscheiding feces à ontwikkeling L3. Infectie op drie manieren: (1) opname ei met L3, (2) opname L3 welke is uitgekomen of (3) opname L3 via transportgastheer (slak, kever en vooral regenworm). Na opname migratie van MDK via bloed naar longen. ```
46
Infectieuze bronchitis | virusinfectie (IBV)
Kippen (vooral vleeskuiken) Coronavirus. Pathogeniteit varieert per variant. Weinig specifiek. Neusuitvloeiing, minder geconcentreerde urine à nat strooisel en besmeuring verenkleed. Groeiachterstand. Tubulo-intersitiële nefritis. ``` Diagnose op basis van histologisch onderzoek. Er wordt geen therapie ingesteld. Verspreiding moeilijk te voorkomen ``` Door recent doorgemaakte ziekte (of vaccinatie) zijn ze extra gevoelig voor Escherichia Coli infectie (= colibacillose).
47
‘New castle disease’ (NCD) (= paramyxovirusinfecties = pseudovogelpest) [Z, A]
``` Alle vogels Hoendervogels zijn het meest gevoelig. Eenden en watervogels vertonen geen ziekte verschijnsel en. ``` ``` Aviaire paramyxovirus serotype 1 (APMV-1) Er bestaat grote variatie in virulentie van verschillende varianten van APMV-1. Bij papagaaien en parkieten komt ook APMV-3 voor en dit veroorzaakt geen respiratoire problemen, maar draainekken. Bij duiven APMV-1 variant specifiek voor duif à kan zich ontwikkelen tot kipvariant in kip. ``` Klinische beeld wordt bepaald door vele factoren (leeftijd, soort, virulentie virus, infectiedosis en –route, het milieu en immunostatus van gastheer). De dieren rochelen, proesten, maken soms hoge fluitende geluiden, hennen stoppen met leggen, zijn algemeen ziek, in elkaar gedoken, dichtgeknepen ogen en opgezette veren. Uitval tot 100%! Klein percentage krijgt na 1-2 weken neurologisch verschijnselen (zoals torticollis, pootverlamming en ataxie) ``` Diagnostiek wordt door overheid uitgevoerd. Definitieve diagnose dmv viruskweek en identificatie van virus. Er is geen behandeling, koppels met NCD moeten worden geruimd. Er is een wettelijke verplichting voor enting tegen NCD voor bedrijfsmatige gehouden, samenbrengen en transport van hoendervogels. ``` ``` Zoönose: bij mens conjunctivitis en soms griepachtige verschijnselen. Incubatietijd 3-6 dagen. Virus uitscheiding via luchtwegen en feces. Virus kan minstens 3-4 weken infectieus blijven buiten het lichaam. Verticale transmissie van het virus kan niet, wel via contact met het ei. ```
48
Infectieuze | laryngotracheïtis (ILT
Kippen, fazanten en pauwen ``` Herpesvirus dat behoort bij de subfamilie Alphaherpesvirinae.- Komt overal voor en vooral waar kippen in grotere aantallen worden gehouden. ``` Oog- en neusuitvloeiing en tracheïtis. Ook vertoont de conjuctivazak een ‘rode stip’. Tracheïtis is zeer kenmerkend: eerst hemorragisch en dan fibronecrotiserend. Proesten, gapen, kokhalzen, ernstige benauwdheid, bloed uit trachea, stoppen met eieren leggen. ``` Morbiditeit hoog, mortaliteit wisselend (5 tot 70%). Ziekte bedraagt meestal 2 weken. Diagnose op basis van klinisch, sectie en virologisch onderzoek. Behandeling niet mogelijk. Vaccinatie met ‘levende’ vaccins, oculonasale toediening. ``` ``` Infectie vindt plaats in de voorste luchtwegen via stof en druppels. Het is matig besmettelijk. Bloodstelling leidt in 6 tot 12 dagen tot acute respiratoire verschijnselen. ```
49
Infectieuze bovine | rhinotracheïtis (IBR)
``` Rund (alle leeftijden) Ook pathogeen voor kleine herkauwers en de in het wild levende herkauwers. ``` ``` Bovine herpesvirus subtype 1 (BHV1) Het veroorzaakt een purulente tot fibronecrotiserende ontsteking van de voorste luchtwegen en vooral van de trachea. Kan ook zorgen voor abortus en conjunctivitis. Bij koe: infectieuze pustuleuze vulvovaginitis (IPV) Bij stier: infectieuze pustuleuze balanopostitis (IPB) -> Er kan een secundaire bacteriële infectie ontstaan (bv. Mannheimia haemolytica) ``` Bij jonge dieren: IBR voornamelijk op bedrijven waar kalveren worden samengebracht van diverse bedrijven. Incubatietijd 2-4 dagen, eerste verschijnselen zijn speekselen en verminderde eetlust. Daarnaast sloom, suf, koorts, slijmvliezen rood, beiderzijds neusuitvloeiing (sereus tot hemorragisch), zeer sterke dyspneu, hevig hoesten (met uitgestoken tong), soms stridor en buccaal ademhalen. Bij melkkoeien: verschijnselen vaak milder. Incubatietijd van 3-6 dagen, sterke melkgift daling, koorts en verminderde eetlust. Ademhaling verhoogd, slijmvliezen roder, beiderzijds sereuze neusuitvloeiing en droge hoest. ``` Virus uitscheiding gedurende 10- 16 dagen. Er is een sterke verdenking op IBR gebaseerd op de verschijnselen. Bevestiging dmv secreet uit neus/vagina/oog van acute fase representanten en PCR uitvoeren. Nooit 100% bewijzend voor verschijnselen, kan ook ander virus zijn. Antibiotica/chemotherapeutica tegen secundaire bact. infectie. Vaccinatie is mogelijk ter preventie van ziekte. Prognose: redelijk goed, maar blijven altijd drager. ``` ``` Na infectie treedt immuniteit op, maar niet levenslang. Verspreiding door middel van direct contact en druppelinfectie over korte afstand. Eerste virusvermeerdering vindt plaats in voorste luchtwegen of genitale tractus (IPV), daarna verspreiding via viremie en zenuw, slijmvliezen, lymfeknopen en MDK. Virus zorgt voor epitheelceldegeneratie en necrose. Het virus persisteert in sensorische ganglia! ```
50
Kennelhoest (= infectieuze tracheobronchitis)
Hond ``` Meerdere oorzaken. Belangrijkste primaire is Bordetella brochiseptica en predisponerende factoren zijn het Canine adenovirus (CAV- 1/CAV-2), het Canine parainfluenzavirus (CPV), het hondenziektevirus (CDV), herpesvirussen, retrovirussen en mycoplasmata. ``` Twee vormen: (1) Ongecompliceerde vorm: deze kan voorkomen bij volledige gevaccineerde honden, vaak in de herfst of het voorjaar. Na incubatietijd van 3-10 dagen ontstaat een droge harde hoest, soms met kokhalzen, die 1- 3 weken aanhoudt. Niet algemeen ziek/koorts. (2) Gecompliceerde vorm: vooral bij groepen honden (kennels). Variërend van droge, soms productieve hoest, oog- en neusuitvloeiing met tonsillitis tot een ernstige bronchopneumonie. Wel algemeen ziek, koorts en minder eetlust. ``` Diagnose op basis van klinische verschijnselen, vaccinatiestatus en het externe bedrijf. Extra bevestiging kan door bacteriologisch/cytologisch onderzoek van nasale/faryngeale swab of van bronchiaal spoelsel. Doorgaans is de ziekte zelflimiterend, wel vermijden van inspanning. Daarnaast bevordering wateropname en zacht voedsel. Goede ventilatie en hygiëne!! Evt. AB en antitussiva (bij droge hoest) ``` ``` Het is een acute, zeer besmettelijke ontsteking van de larynx, trachea en bronchi en soms de neus. Door vaccinatie kan de ziekte niet helemaal worden voorkomen, maar het leidt wel tot sterke vermindering van verschijnselen. Beste is intranasale vaccin!! ```
51
Corpora aliena in trachea
Alle dieren Van plantaardig materiaal tot knikkers Acuut heftig hoesten, kokhalzen en dyspneu. Eventueel asfyxie en bronchopneumonie. ``` Diagnose op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek. Verwijdering van obstructie door middel van endoscopie (en in ernstige gevallen tracheotomie) ``` ``` Prognose gunstig wanneer op tijd verwijderd. Vogels: uitvoering van tubus door huid in (linker caudale) luchtzak. ```
52
Trachearuptuur
Alle dieren Bijttrauma of trauma met stomp/scherp voorwerp Bij kleine scheurtjes: subcutaan emfyseem dat zich over een groot oppervlak kan verspreiden. Bij grote scheur: dood door asfyxie (zonder therapie) Diagnose op basis van anamnese, subcutaan emfyseem en vinden van wondjes of hematomen in de hals. Chirurgisch. Spontane genezing is mogelijk. Prognose afhankelijk van ernst.
53
Luchtzakontsteking | vogel
Vogel Inademing van pathogenen Beeld van acute aspergillose met hoge sterfte. Behandeling vaak niet eenvoudig, want slechte doordringbaarheid in exsudaat en necrotisch materiaal. Langdurige behandeling nodig. Luchtzakken zijn geheel andere structuur dan die van het paard. Meestal ontsteking in caudale luchtzakken (mogelijk vanwege unidirectionele flow van lucht)
54
Luchtzaktympanie
Paard ``` Onbekend. Kan bij veulen aangeboren zijn door niet goed functioneren van klep van buis van Eustachius. ``` Duidelijk zichtbare zachte zwelling in de keelstreek, waardoor de glandula parotis naar buiten wordt gedrukt. Soms inspiratoire stridor. Soms slikproblemen à regurgitatie en hoesten ``` Bij percussie van zwelling wordt tympanisch toon gehoord. De zwelling is meestal gemakkelijk leeg te drukken. Chirurgie ``` Luchtzak overvuld met lucht. Komt zelden voor en meestal eenzijdig.
55
Luchtzakontsteking (paard)
``` (1) Infectie vanuit de farynx via de buis van Eustachius (2) Infectie als gevolg van geabcedeerde retrofaryngeale lymfeknopen direct in luchtzakken (droes) ``` ``` Verschijnselen van de primaire aandoening. Bij sterke overvulling: keelstreek vol, glandula parotis naar buiten gedrukt en stridor. Chronisch: luchtzakstenen (= concrementen) ``` Specialist in kliniek Luchtzak= verwijding van buis van Eustachius. Als ziekte verwekker worden primaire en secundaire bacteriële luchtwegpathogenen (meestal streptokokken) gevonden en in geval van necrotiserende luchtzakontsteking een schimmel (meestal Aspergillus fumigatus)
56
Dorsale dislocatie van het palatum molle
Paard (bij dieren die maximale inspanning leveren) Oorzaak niet bekend, maar aanwijzingen voor neurogene disfunctie. Snurkend bijgeluid bij inspanning (inspiratoir en expiratoir), overheersing bij expiratie. Endoscopie tijdens arbeid. Houdingsverandering van het hoofd en anders chirurgische behandeling ``` Bij sterke (re)tractie van de larynx en hoge luchtsnelheden kan het gebeuren dat het palatum molle dorsaal van de epiglottis komt te liggen. ```
57
Cornage (hemiplegia laryngis sinistra)
Paard (vooral grote paarden) Eenzijdige verlamming van de (linker) stemband als gevolg van progressieve uitval van vezels in de linker N. laryngeus recurrens. ``` Typisch hoogtonig inspiratoir bijgeluid, dat vooral tijdens inspanning optreedt. Ademnood en verminderd preseteren bij ernstige cornage. ``` ``` Diagnose op basis van hoogtonig bijgeluid en endoscopie. Chirurgie bij diergeneeskundige noodzaak. ``` Kan ook ontstaan als gevolg van trauma en ontsteking van nervus, waardoor rechter of beiderzijds verlamt raakt.
58
Larynxparalyse
Hond - Congenitaal: bouvier des Flanders, bulterriër, siberische husky en dalmatiërs. - Verkregen: secundair door trauma, polyneuropathie, myopathie, hypothyreoïdie en neoplasie (bij labrador, afghaanse windhond en ierse setter) Obstructie van de luchtweg à milde tot ernstige dyspneu, laryngeale stridor, dysfonie en hoesten ``` Diagnose op basis van signalement, anamnese, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek (röntgenfoto en EMG van larynxspieren). Chirurgie. ``` ``` Compleet of gedeeltelijk falen van de larynxspieren (dorsale cricoarytenoïde spiertjes) om de stembanden te abduceren tijdens inspiratie ```
59
‘Reverse sneezing’ (fenomeen, geen ziekte)
``` Hond Een aanvalsgewijs spasme van de farynxspieren, waardoor de nasofarynx wordt afgesloten. Het is een reflex voor transport van stof/slijm van naso- naar orofarynx. Hond probeert toch te ademen à snurkend geluid en dyspneu. Slikken (door kriebelen aan keel of dichthouden neus) geeft direct relaxatie. Het kan enkele inspiraties of enkele minuten duren. ```
60
Larynxoedeem/ | glottisoedeem
Alle dieren, maar vooral bij jonge varkens Tromboflebitis van vena jugularis, allergische reactie, insectenbeet door opgehapt insect, te nauw halster, verwurging door halster, te strakke halsband, inademen toxische stof, incorrecte intubatie of onstekingsprocessen ``` Acuut tot peracuut optredende benauwdheid en een duidelijke inspiratoire stridor laryngealis, soms echter ook expiratoir. Evt. cyanose en verslikkingspneumonie ``` ``` Diagnose door endoscopie. Bij ernstige benauwdheid à tracheotomie. Oplossen primaire oorzaak en evt. toedienen van cortico’s ``` Plica aryepiglottica sterk oedemateus gezwollen.
61
Laryngitis
Schaap ``` Ontsteking van het slijmvlies van de larynx door irritatie in verband met versterkte luchtstroom -> ontsteking arytenoïde kraakbeentjes - ``` Parenterale toediening van AB en eventueel eenmalig cortico’s/NSAIDs Secundaire infecties worden onder meer veroorzaakt door streptokokken. Komt niet vaak voor bij geit
62
Larynxdifterie
``` Herkauwers (vooral bij kalveren van 2 weken tot 3 maanden) ``` ``` Fusobacterium necrophorum is een anaerobe gramnegatieve bacterie -> veroorzaakt necrotiserende ontsteking als er een primaire laesie is (door krachtig hoesten). ``` Inspiratoire stridor laryngealis, koorts en anorexie. In ernstige gevallen is de stridor expiratoir. Vaak ontstaat er ernstige dyspneu. Diagnose op basis van inspiratoire stridor, necrosegeur in uitademingslucht en endoscopie. Evt. kweek van materiaal. AB (penicilline), NSAIDs, isolatie van dier (ondanks ubiquitaire bacterie) en aparte drinkemmers. Prognose matig tot slecht Necrotiserende laryngitis. Komt vaker voor bij dikbilrassen, omdat deze een nauwere trachea hebben.
63
Folliculaire | faryngitis
Paard (jonge paarden) Heel veel verschillende oorzaken, misschien zelfs wel fysiologisch fenomeen Symptoomloos, hoesten, geen zieke indruk, geen koorts Endoscopie. Alleen therapie bij symptomen, enige nuttige therapie is eventueel codeïne bij ernstig hoesten. Volledig herstel kan lang duren. Chronische hyperplasie van lymfoïd weefsel in de submucosa met vorming van grote aantallen lymfefollikels in de farynx.
64
Droes
Paard Streptococcus equi equi - Alle paarden maken de infectie wel een keer in meer of mindere mate door. Algemeen ziek, koorts, weigeren voedsel, moeilijk slikken (evt. verslikken). Hectische temperatuur, snurken en soms zelf stikken. Abces bij mandibulaire/retrofaryngeale lymfeknopen -> doorbraak naar luchtzakken/buiten. Purulent materiaal uit neus of abces. 50% van paarden hoest soms. ``` 6-8 weken besmettelijk en kan drager blijven. Diagnose op basis van klinisch beeld. Therapie afhankelijk van bevinding: - geen abces, wel AB - wel abces, geen AB (anders rijping abces vertraagd) Quarantaine en hygiëne maatregelen! Prognose is goed, tenzij complicatie. ``` ``` Verslagen droes: abcessen treden elders in het lichaam op. Aanhoudende koorts en progressief vermageren à prognose slecht tot infaust. Evt. complicatie is purpura haemorrhagica door vastlopende immuuncomplexen ```
65
Aandoeningen Nasofarynx/ Larynx algemeen inleidend
De farynx en larynx zijn beide een slappe buis die als een sok is opgehangen aan de schedelbasis. De buis blijft open staan ten gevolge van spiertjes (innervatie N. Vagus). De buis kan samenvallen als gevolg van aandoeningen aan de takken van deze zenuw. Daarnaast spelen ze een belangrijke rol bij het goed verlopen van lucht/voedsel, omdat ze de kruising zijn van de luchtwegen en digestietractus. De farynx is slap en hierdoor kan het makkelijker worden ingedrukt door ruimte-innemende processen die lumen dichtdrukken.
66
Sinusitis
Alle diersoorten Paard: Chronische sinusitis komt regelmatig voor, door streptokokken. Vooral sinus maxillaris. Ook acute sinusitis van sinus maxillaris door kiesproblemen van M1 door saprofyten. Prognose redelijk gunstig, maar behandeling kostbaar door lange duur. Rund: Chronische ontsteking van sinus frontalis door trauma of onthoorning. Vogel: Ontsteking van de sinus infraorbitalis -> uilenkop door zwellen. Veroorzaakt door meerdere agentia o.a. Mycoplasma spp. Alle dieren: trauma kan zorgen voor bloed in sinussen en poliepen/tumoren kunnen ook voorkomen. -> Verschijnselen zijn niet specifiek. Percussie van nevenholte is vaak zeer pijnlijk. Endoscopie, röntgen en CT-scan kan worden gedaan à Behandeling: in eerste instantie niets, trepanatie (gaatje maken in sinus) en spoelen van de sinus en opheffen van primaire oorzaak (AB).
67
Nasofaryngeale | poliepen
Kat ``` Onduidelijk, maar er zijn aanwijzingen voor zowel congenitale als verkregen factoren. Men denkt aan chronische voorste luchtweginfectie met een chronische otitis media. ``` ``` Neusuitvloeiing, niezen, snuivend-snurkende stridor, ‘reverse sneezing’, kokhalzen, dyspneu, dysfagie, Horner’s syndroom en soms paralyse van aangezichtszenuw. ``` ``` Zichtbaar maken van poliepen met röntgenfoto’s of CT-scan van schedel en endoscopie. Poliepen met tractieavulsie verwijderen of chirurgisch. ``` ``` Gesteelde ontstekingspoliepen die uitgaan van de mucosale bekleding van het middenoor, de buis van Eustachius of de nasofarynx. ```
68
``` Progressief etmoïdaal hematoom (of zeefbeen hematoom) ```
Paard De oorzaak is onbekend, maar er wordt uitgegaan van een afwijkende vasoproliferatieve reactie op bloeding in de submucosa. Bloedneuzen en luchtwegblokkering bij erge progressie. Diagnose op basis van endoscopie en de mate van uitbreiding wordt vastgesteld met CT-scan. Behandeling: lasertherapie of lokale injectie formaline ``` Het is een op een hematoom gelijkende, gestaag in omvang toenemende poliep, die meestal uitgaat van het slijmvlies van het zeefbeen (os etmoïdale) ```
69
Neoplasieën van neusholte (en sinussen)
Alle huisdieren ``` Uitgaande van het bekledende epitheel, de klierbuisjes, bloedvaten en van het omgevende ondersteunende weefsel. MaediVisnavirus (een retrovirus) in carcinoom van het etmoïd gevonden - - Vaak maligne ```
70
Aspergillose
Diverse diersoorten, maar vooral bij hond Schimmels: Aspergillus en Penicillium in de slijmvliezen van de neus en nevenholten. ``` Begin: eenzijdige neusuitvloeiing, niezen en ‘reverse sneezing’. Later: beiderzijds neusuitvloeiing en zwelling sinussen. Depigmentatie planum nasale en bloedneus. ``` ``` Diagnose op basis van karakteristieke afwijkingen op röntgenfoto of CTscan, rinoscopisch onderzoek en het aantonen van schimmels in uitvloeiing of een slijmvliesbiopsie. Lokaal antimycotische middelen. ``` Predisponerende factoren: verminderde afweer of lokale slijmvliesbeschadiging
71
Pasteurellose | = snot
Konijn Pasteurella multocida - Stress en slechte huisvestigingsomstandigheden spelen een belangrijke rol in de ernst Rhinitis, conjunctivitis, otitis media, tracheïtis en fibronecrotiserende bronchopneumonie Antibiotica Dieren blijven drager
72
Atrofische rhinitis | = snuffelziekte
Varken ``` Lokale infectie van neusslijmvlies met Bordetella bronchiseptica en/of Pasteurella multocida. Beide produceren toxinen die verantwoordelijk zijn voor concha-atrofie. Slechte klimaatomstandigheden ``` ``` Veelvuldig niezen, bloedneuzen, verstopte traanbuis, traanstrepen, ‘mopsneuzen’ en deviaties van de as van de kop. Moeite met voeropname door pijnlijke neus. ``` ``` Diagnose op basis van verschijnselen, keel- en neusswab of sectie à PCR. In populatie met klinische verschijnselen zijn veel dieren symptoomloos drager van Pasteurella. Antibiotica als behandeling. Vaccinatie zeugen ter preventie. ``` ``` Ontsteking en atrofie van de conchae. Niet-progressief: Bordetella op cilliaire epitheel à ­ kraakbeenafbraak Wel-progressief: Pasteurella op mucus (en Bordetella) à ­ botafbraak en ¯ botnieuwvorming ```
73
Ziekte van Carré | = hondenziekte
Hond (vooral jonge honden) en fret is is ook bijzonder gevoelig. Hondenziektevirus (Morbillivirus), ook wel ‘canine distemper virus’ (CDV) genoemd. Systemische infectie waarbij respiratoire en gastrointestinale verschijnselen op de voorgrond treden
74
Niesziekte
Kat ``` Belangrijkste: Feline herpesvirus (FHV) en feline calicivirus (FCV). Chlamydophila felis kan catarrale conjunctivitis en sereuze tot mucopurulente rhinitis veroorzaken. Mycoplasma spp. en Bordetella Bronchiseptica ook maar frequentie is gering. ``` ``` Koorts, anorexie, rhinitis, conjunctivitis, niezen, depressie, neusuitvloeiing en stomatitis. Evt. ulcera van cornea en ooguitvloeiing. Bij jonge kittens kan sterfte optreden ``` ``` Geen lang aanhoudende immuniteit! Diagnose op basis van klinische verschijnselen. Agens isoleren door PCR, bacteriologisch onderzoek van oog/neusswab. Vaak zelflimiterend, eventueel een ondersteunende therapie. Prognose is gunstig, maar dieren blijven drager en de verschijnselen kunnen recidiveren/persisteren. ``` ``` Acute infectie van de voorste luchtwegen. Vooral bij groepshuidvesting! Infectie komt tot stand via slijmvliezen door direct contact of indirect in grotere druppeltjes (max. 1,5 m ver). Virus vermeerderd zich in voorste luchtwegen en conjunctivae en veroorzaakt daar necrose. ```
75
Allergische rhinitis (immuungemedie erde aandoening)
Hond, kat en paard IgE-gemedieerde ontsteking (overgevoeligheidsreactie type 1) Jeuk, niezen rinorroe (waterige neusuitvloeiing) en congestie (abnormale bloedophoping) ``` Diagnose op basis van verschijnselen, afwezigheid van koorts en algemeen ziek. Na uitsluiting van andere oorzaken. Vermijden allergenen en evt. a1- sympaticamimetica of cortico’s ``` ``` Eosinofielen in neusslijmvlies van biopt Prognose: redelijk tot goed, maar levenslange behandeling. ```
76
Corpora aliena in | de neusholte
Hond, kat en konijn (zelden bij paard) Takjes, grassprieten en grasaartjes ``` Niezen, wrijven met de kop over de grond, wrijven met poten langs de neus, snurkende geluiden, ‘reverse sneezing’ en dyspneu. ``` Röntgenfoto’s, rinoscopie (otoscoop), grondige inspectie van de neus. Verwijderen corpus alienum
77
Trauma en | neusbloedingen
Alle dieren ``` Van buitenaf (botsen, vallen en vechten) of van binnenuit (corpus alienum of neussonde). . ``` Ulcera, tumoren, aspergillose, hemorragische diathese of zonder aanwijsbare oorzaak Bloed uit neus - Bloedneus = epitaxis Andere oorzaken: cardiale ritmestoornissen of longbloeding
78
Brachycephalic obstructive syndrome (BOS)
``` Hond en kat (met name Engelse Buldog, Boston terriër, Chinese pug, pekinees, sharpei en Himalayaanse en Perzische kat) ``` ``` Anatomische aangeboren abnormaliteiten van de kop. De weke delen van de kop zijn niet proportioneel gereduceerd en zijn in overmaat aanwezig ``` ``` Milde tot ernstige dyspneu, verminderd uithoudingsvermogen, stridor, mondademhaling, kokhalzen, rusteloze slaap, cyanose en collaps. ``` ``` Extra zuurstof, intubatie of tracheotomie. Prognose afhankelijk van ernst van dyspneu en lokalisatie afwijking à chirurgische ingreep ``` ``` Te nauwe neusopening, afwijkende conchae, farynfeale hypoplasie met een te lang palatum molle en larngeale hypoplasie ```