C. Cardiovasculaire middelen Flashcards

(39 cards)

1
Q

Namen: lisdiuretica

A

bumetanide, furosemide (lasix)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Werking: lisdiuretica

A

Sterk en snel werkend diuretisch, in opstijgende deel lis van Henle
Remming Na/K/2Cl-cotransport naar bloed
K uitscheiding

Werkingsduur furosemide 6h: lasix = lasts for six hours

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Namen: thiazidediuretica

A

chloorthalidon, hydrochloorthiazide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Werking: thiazidediuretica

A

Matig, lang aanhoudend diuretisch, in distale tubulus
Remming Na/Cl-cotransport naar bloed
K uitscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Namen: kaliumsparende diuretica

A

spironolacton, triamtereen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Werking: kaliumsparende diuretica

A

Zwak diuretisch, in corticale verzamelbuis
Spironolacton: competitieve antagonist aldosteron –> remming NaK uitwisseling

Triamtereen: remming corticale Na+ kanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Indicaties: lisdiuretica

A

kortademigheid en oedeem bij hartfalen, ascites bij levercirrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Indicaties: thiazidediuretica

A

hypertensie, kortademigheid en oedeem bij mild hartfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Indicaties: kaliumsparende diuretica

A

icm met lis- en thiazidediuretica in voorkomen hypokaliemie

spironolacton geeft prognoseverbetering bij hartfalen NYHA3 (beperkt remodellering van het hart)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Interacties: diuretica

A

Verhoogde valneiging: antihypertensiva, opiaten, benzodiazepines
Hyponatriëmie: SSRI’s (SIADH)
Nierfalen: NSAID’s, RAAS-remmers
Hyperkaliëmie: NSAID’s, RAAS-remmers
Verminderd effect: NSAID’s (door zoutretentie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bijwerkingen: lisdiuretica

A

(orthostatische) hypotensie
dehydratie –> dorst, verwardheid (door koorts, diarree, braken, anorexie, hitte)
hypokaliëmie –> ritmestoornissen, spierzwakte (RF: verminderde intake, diarree, ouderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bijwerkingen: thiazidediuretica

A

(orthostatische) hypotensie
dehydratie -> dorst, verwardheid (door koorts, diarree, braken, anorexie, hitte)
hypokaliëmie -> ritmestoornissen, spierzwakte

hyponatriëmie -> misselijk, verward, valneiging (RF: ouderen en verminderde eiwit en zoutintake)

==> serum natrium controleren na start bij ouderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bijwerkingen: kaliumsparende diuretica

A

hyperkaliëmie–> ritmestoornissen, duizeligheid, dehydratie, hypotensie, nierfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Risicofactoren en behandeling hyperkaliemie

A

Gebruik K-sparende diuretica bij DM, nierfalen, hartfalen, NSAIDs, RAASremmers

Hyperkaliemie met ECG afw: behandelen met calciumgluconaat, insuline/glucose, natriumpolystyreensulfonaat (resonium) of dialyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Plaats en functie: β1-receptoren vs β2-receptoren –> wat doen beta-blokkers?

A

β1-receptoren: in pacemakercellen en myocard spiercellen => chronotropie, inotropie en dromotropie (versnelling van de prikkelgeleiding van het hart)

β2-receptoren in gladde spiercellen luchtwegen en bepaalde bloedvaten ==> bronchodilatatie en vasodilatatie

==> blokkade van deze receptoren zorgt voor verlaging hartfrequentie, bloeddruk en contractiliteit van het hart –> betere ventriculaire vulling in diastole en verminderen van ischemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Namen: ß-blokkers

A

Selectief (ß1): atenolol, metoprolol
Niet selectief (β1 en β2): propanolol, sotalol, carvedilol

17
Q

Naam/werking: alfa-blokkerende sympatholytica

A

Tamsulosine: relaxatie gladde spieren in prostaat en urinewegen + bloeddrukdaling door verwijding arteriële en venen

–> bijw: orthostase

18
Q

Indicaties: ß-blokkers

A

Circulatoire aandoeningen:
AF
AP (secundaire preventie na acuut MI)
hypertensie
stabiel chronisch hartfalen met verminderde systolische ventrikelfunctie

19
Q

Bijwerkingen: ß-blokkers

A

hypotensie, bradycardie en verhoogde valneiging
Bronchospasmen (mn bij astma en niet selectief)

Sotalol –> ritmestoornissen! (RF: renale klaring dus hypokaliemie, nierfunctieverlies )

20
Q

Interacties: ß-blokkers

A

Ritmestoornissen (bij Sotalol): kaliumspiegel verlagende middelen (thiazide/lisdiuretica), nierfunctie verminderende middelen (NSAIDs), QT-verlengende middelen (oa. sommige antipsychotica)
Verminderd effect: NSAID’s (door zoutretentie)

Geen eindterm voor toets:
(Bradycardie: calciumantagonisten, negatief chronotrope medicatie)

21
Q

Namen/soorten: calciumantagonisten

A

Dihydropyridinen: amlodipine, nifedipine
Overig: verapamil, diltiazem

22
Q

Werking: calciumantagonisten

A

Vertraging prikkelgeleiding SA- en AV-knoop –> alleen bij verapamil en diltiazem
Vasodilatatie (coronair en systemisch)

23
Q

Indicaties: calciumantagonisten

A

Dihydropyridinen: hypertensie
Overig: hypertensie en AF

24
Q

Bijwerkingen: calciumantagonisten

A

Hypotensie en valneiging
Ongewenst vaatverwijdend –> hoofdpijn, flushes, oedeem, duizeligheid, reflextachycardie, hypotensie

Overig: ook nog bradycardie

25
Interacties: calciumantagonisten
Dihydropyridinen: CYP3A4 beïnvloedende middelen Overig: ß-blokkers (risico op bradycardie en AVstoornissen)
26
Werking RAAS systeem
Rol bij de regulering van de elektrolytenbalans en de bloeddruk. bloeddrukverlaging en Na+ -depletie => juxtaglomerulaire cellen in nier scheiden renine af => angiotensine I =angiotensin converting enzyme'(ACE) => angiotensine II => vasoconstrictie en vrijkomen aldosteron uit bijnierschors => bloeddrukstijging, natrium- en waterretentie en toename van de kaliumuitscheiding Remming ACE => lagere bloeddruk, regressie van harthypertrofie, vaatverwijding en vermindering van hyperplasie van vasculaire gladde spiercellen
27
Namen: ACE-remmers
enalapril, lisinopril
28
Indicaties: ACE-remmers
hypertensie hartfalen MI diabetische proteinurie nefropathie met proteïnurie, micro-albuminurie (door afname weerstand efferente niervaten)
29
Bijwerkingen: ACE-remmers
Hypotensie, valneiging –> start low, go slow en 's avonds doseren Hyperkaliëmie Nierfalen Angio-oedeem farynxgebied (door stapeling bradykinine) Kriebelhoest (door stapeling bradykinine) let op: bij nierarteriestenose is RAS al sterk gestimuleerd en kunnen ACE-remmers en ARBs krachtige bloeddrukdaling en nierfunctieverlies veroorzaken
30
Interacties: ACE-remmers
Nierfalen: diuretica, NSAIDs Hyperkaliëmie: kaliumsparende diuretica (RF: dm, hf, nierfalen) Hypotensie: diuretica! Valneiging: antihypertensiva, opiaten, benzodiazepines Verminderd effect: NSAID’s (oa door zoutretentie)
31
Namen/werking: Angiotensine 2-antagonisten
Losartan, valsartan: RAAS-remmer blokkade angiotensine II (AT2 zorgt voor vaatverwijding, aldosteron afgifte en proliferatie gladde spiercellen )
32
Indicatie angiotensine 2 antagonisten
alternatief voor een ACE-remmer, indien bij gebruik van een ACE-remmer prikkelhoest of angio- oedeem een probleem vormt
33
Namen/werking: hartglycosiden
Digoxine: positief inotroop (vergroot contractiekracht hart), negatief chronotroop (verlaagt HF en AV-geleiding)
34
Indicaties: hartglycosiden (digoxine)
AF met snelle ventrikelfrequentie! Hartfalen
35
Werkingsduur: hartglycosiden (digoxine)
T1/2 40-70 uur --> oplaaddosering nodig renaal geklaard en smalle therapeutische breedte -
36
Interacties: hartglycosiden (digoxine)
Ritmestoornissen: kalium verlagende middelen (lis/thiazidediuretica) & nierfunctie verminderende middelen (NSAID’s) Bradycardie: negatief chronotrope middelen (verapamil)
37
Nitraten: werking
= nitroglycerine => direct vaatverwijdend effect veneuze vaten en coronaire vaten Isosorbide-mononitraat = actieve metaboliet van isosorbidedinitraat zonder first-pass effect: minder plasmaspiegelfluctuaties => orale toediening Isosorbidedinitraat: groot first-pass effect, korte halfwaardetijd <1h => oromucosaal, maar evt ook IV bij ernstig acuut hartfalen
38
Indicaties: nitraten (nitroglycerine)
AP longoedeem/astma cardiale
39
Bijwerkingen: nitraten
nitraatcollaps (mn bij snelwerkend preparaat bij ondervulde patiënt) –> niet staand innemen tolerantie bij onderhoudsbehandeling –> intermitterend doseren