C1-Gastroenterologie A Flashcards

1
Q

reponibel

A

Je kan de inhoud terugduwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Irreponibel

A

Geklemd in de breukzak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gestranguleerd

A

gestoorde doorbloeding en de breukinhoud krijgt geen bloed meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hernia inguinalis lateralis

A

congenitaal

lateraal van de a. epigastrica inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hernia inguinalis madialis

A

verworven

mediaal van de a. epigastrica inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sentinel loop

A

als de darm afgesloten zit aan twee kanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Melena

A

plakkerige donkere ontlasting die je krijft omdat bloed door maagzuur geoxideerd wordt en daardoor wordt het donker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Slokdarmvarices

A

spataderen in je slokdarm die kun je ontwikkelen op het moment dat de portae het bloed niet normaal kan afvoeren (portale hypertensie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Divertikelbloeding

A

Onschuldige uitstulpingen in laatste deel van darm, onstaan op plekken waar kleine vaten uit de grote vaten springen die naar binnen gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Laag MCV

A

Een te lage MCV waarde kan duiden op bloedarmoede ten gevolge van ijzergebrek. Ook bij patiënten met thalassemie (afwijking van het hemoglobine eiwit in de rode bloedcellen) is de MCV te laag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoog MCV

A

Een te hoge MCV waarde kan duiden op bloedarmoede ten gevolge van tekort aan vitamine B12 en/of foliumzuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ureum bepaling bij bloeding

A

Een hoog ureum kan komen door deels verteerd bloed uit een hoge tractus digestvus bloeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Contra-indicatie gastroscopie

A

Reeds bestaande perforatie

bedreigde cariopulmonale situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Atresie

A

Er is geen lumen waar dat wel hoort te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

pyolorushypertrofie

A

De spier van de uitgang van de maag (pyolorus is verdikt) waardoor het kind projectiel gaat braken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

M. Hirschsprung (congenitaal megacolon)

A

Aangeboren afwezigheid van ganglioncellen in het enterale zenuwstelsel. Waardoor het betreffende colongedeelte niet kan relaxeren wat leid tot uitzetting van het daarboven gelegen deel.

17
Q

Meckels divertikel

A

Restant van de ductus vetellinus (de verbinding tussen de dooierzak en de embryonale darm).
Navel

18
Q

WHO definitie acute diarree

A

3 + keer per dag dunne of waterige ontlasting of meer frequent ontlasting dan gewoon voor individu
tot 14 dagen

19
Q

Osmotische diarree

A

Wanneer een voedingsstof niet kan worden afgebroken, opgenomen of getransporteerd over de darmwand leidt dit tot osmotische lading in het lumen van de darm.

20
Q

Secretoire diarree

A

actief uitscheiden van excessieve hoeveelheden elektrolyten in het lumen van de darm

21
Q

Maldigestie

A

Onvoldoende vertering

22
Q

Malabsorptie

A

onvoldoende opname

23
Q

Coeliakie

A

Het is een auto-immuunziekte die geactiveerd wordt door het eten van gluten.

24
Q

exocriene pancreainsufficiëntie

A

diarree (steatorroe)
groeiachterstand
anusprolaps

25
Q

Barrett slokdarm

A

Een Barrett slokdarm is een aandoening van het onderste deel van de slokdarm waarbij het slijmvlies.
Door refluxklachten

26
Q

C14-ureum ademtest

A

H.polori heeft een sterke urease activiteit dit kan vervolgens gemeten worden in de adem.

27
Q

COX-1 & COX-2

A

COX-1 beschermd de maagwand

COX-2 ontstekingsfactor

28
Q

Hiatal hernia diafragmatica

A

De maag komt door het diafragma omhoog.

29
Q

Werkingsmechanisme protonpompremmer

A

Grijpt irreversibel aan op de protonpomp die verantwoordelijk is voor de uitscheiding van zuur in de maag door pariëtaalcellen

30
Q

Werkingsmechanisme H2-antagonisten

A

H2 antagonist verhinderen dat histamine de maagzuursecretie stimuleert. deze verhinderen met name de nachtelijke maagzuursecretie.

31
Q

Werkingsmechanisme antacida

A

binden en neutraliseren het maagzuur. Minst sterk.

32
Q

GERD (refluxziekte)

A

Zuurbranden bij bukken en liggen.

33
Q

MRCP

A

Diagnostiek naar galstenen

34
Q

ERCP

A

Behandeling van galstenen