Campbell H48 Flashcards

(32 cards)

1
Q

Communicatie over lange afstanden gaat via?

A

Elektrische signalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Communictie ocer korte afstanden gaat via?

A

Chemische signalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij rust potentiaal is binnenkant pos of neg?

A

Binnenkant is negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij rust potentiaal is de buitenkant pos of neg?

A

Buitenkant is positiever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarde rustpotentiaal is?

A

-70mV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Drempelwaarde is?

A

-55mV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarde van actiepotentiaal is?

A

35mV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarde van hyperpolarisatie is?

A

> -70mV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Depolarisatie is?

A

Een vermindering van de omvang van het membraanpotentoaal. De binnenzijde word minder negatief en dus meer positief. (Influx van natrium)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hyperpolarisatie is?

A

Het negatievee worden van de binnenkant van een cel door de uitstroom vn K+.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Binnenkant is negatief en bevat veel?

A

Kalium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Buitenkant is positiever en bevat veel?

A

Natrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem de twee soorten potentialen?

A

Graduele potentiaal en actie potentiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer zijn de natriumkanalen non-actief?

A

Tijdens the falling phase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er tijdens de undershoot?

A

Hier is de kalium doorlaatbaarheid groter en vind er hyperpolarisatie plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe noemen we de fase waarin het niet mogelijk is om een actie potentiaal uit te lokken? Waarom is het niet mogelijk?

A

De downtime, omdat de natriumkanalen nog dicht zijn

17
Q

Een ander begrip voor downtime is?

A

Refractaire periode

18
Q

Kleine diameter maar toch op hoge snelheid actiepotentialen uitvoeren, hoe kan dat?

A

Door elektrische isolatie

19
Q

Hoe noemen we de elektrische isolatie van axonen?

A

Myelineschede

20
Q

Uit welke cellen ontstaat de myelineschede?

A

Schwanncellen of oligodendrocyten

21
Q

Hoe noemen we de tussen stukjes in de meylineschede?

A

De insnoeringen van Ranvier

22
Q

Waar op de axon worden de actiepotentialen opgewekt als er een myelineschede is?

A

De insnoeringen van Ranvier

23
Q

Hoe noemen we de geleiding van een actiepotentiaal die van insnoering naar insnoering springt?

A

Saltatorische geleiding

24
Q

Het openen van een ligandpoort die doorlaatbaar is voor K+ en Na+ zorgt voor? En noemen we?

A

Het bereiken van de drempel en noemen we een exciterende postsynaptische potentiaal.

25
Exciterende postsynaptische potential is een elektrische verandering in het membraan, maar is een depolarisatie of hyperpolarisatie?
Depolarisatie
26
Het open van ligandpoorten die semipermeabel zijn voor K+ en Cl- zorgt voor? En noemen we?
Zorgt voor een hyperpolarisatie en noemen we een inhibitorische postsynaptische potentiaal
27
Wat gebeurd er bij temporele summatie?
Twee kort op elkaar volgende EPSP.
28
Wat gebeurd er bij spatiële summatie?
Tegelijk komende EPSP van twee verschillende synapsen
29
Waar staat EPSP voor?
Exciterende postsynaptische potentiaal
30
Waar staat IPSP?
Inhibitory postsynpatische potentiaal
31
Waar maakt een metabotrope receptor gebruik van?
second messenger vaak een G-eiwitgekoppeld
32
Wat zijn ionotrope receptoren?
ligans gekoppelde receptoren