Caput 2, "Het Keltisch Pantheon" deus tot proelium Flashcards
(33 cards)
1
Q
Deus
A
dei; god
2
Q
Colere
A
colo, colui, cultum; vereren, bebouwen, bewonen
3
Q
Hic
A
haec, hoc; deze/dit
4
Q
Multus
A
multa, multum; veel
5
Q
Omnis
A
omnis, omne; geheel, al, ieder
6
Q
Ars
A
artis; kunst
7
Q
Ferre
A
fero, tuli, latum; dragen/voeren
8
Q
Via
A
viae; de weg
9
Q
Iter
A
itineris; de weg,de reis
10
Q
Dux
A
ducis; de leider
11
Q
Ad
A
+acc. naar, tot bij
12
Q
Pecunia
A
pecuniae; het geld
13
Q
-que
A
En
14
Q
Vis
A
De kracht, het geweld
15
Q
Magnus
A
magna, magnum; groot
16
Q
Arbitrari
A
arbitror, arbitratus sum; oordelen, denken
17
Q
Post
A
+acc. na
18
Q
De
A
+abl. vanuit, over
19
Q
Idem…quam
A
eadem, idem; dezelfde als
20
Q
Fere
A
Bijna
21
Q
Reliquus
A
reliqua, reliquum; overig
22
Q
Gens
A
gentis; de soort
23
Q
Habere
A
habeo, habui, habitum; hebben, houden
24
Q
Opinio
A
opininis; de mening
25
Opus
operis; de bezigheid, het kunstwerk
26
Initium
initii; het begin, de basisvaardigheid
27
Tradere
trado, tradidi, traditum; overdragen, overleveren
28
Imperium
imperii; het bevel, de macht
29
Tenere
teneo, tenui, tentum; (vast)houden
30
Bellum
belli; de oorlog
31
Regere
rego, rexi, rectum; besturen, regelen
32
Cum +ind.
Wanneer, toen
33
Proelium
proelii; het gevecht
