celbiologie van planten Flashcards

(98 cards)

1
Q

chloroplast

A

plaats waar licht energie wordt gebruikt om organische moleculen te produceren
= afgeplatte stapeltjes / grana met chlorofiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

celtheorie

A

alle levende organismen uit cellen bestaan en dat de lichamen van planten en dieren kunnen gezien worden als aggregaties van individuele cellen

  • activiteit van organisme = som van activiteiten van alle cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

organisme theorie

A

hierbij beschouwt men het volledige organisme eerder dan de individuele cellen

  • organisme is continue massa v protoplasma dat in de loop van de evolutie is onderverdeeld in cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

celtheorie <-> organisme theorie

A
  • celtheorie:
    multicellulaire organismen bestaan uit een verzameling van unicellen
    vermenigvuldeging is equivalent aan een van de vele cellen
  • organisme theorie:
    eencelligen en multicellulairen worden als een apart organisme beschouwt die enkel verschillen in afmeting en graad van compartimentatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

protoplast

A

plantcel zonder celwand enkel met plasmamembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

middenlamella

A

plantencellen (van meercellige planten) worden hierdoor aan elkaar ‘gelijmd’ dmv pectine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

plasmodesmata

A

naburige cellen verbinden met elkaar
=> komen gegroepeerd voor => primaire stippelvelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

cytosol

A

cytoplasma zonder organellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke organellen hebben een dubbele celwand

A

plastiden en mitochondrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

nuceoli

A

sferisch lichaam met een hoge concentratie RNA en eiwitten
- dubbele laag dr kernmembraan
- synthese ribosomaal RNA
- aanmaak sub units v ribosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wanneer is chromatine zichtbaar

A

tijdens de celdeling
vooral tijdens de M-fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

euchromatine

A

transcriptioneel actief chromatine
losser gebonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

heterochromatine

A

transcriptioneel inactief chromatine
dichter op elkaar gebonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

chromosome territory

A

hromosoomgebieden gebieden van de kern die bij voorkeur worden ingenomen door bepaalde chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

uit wat bestaan de plastiden / soorten plastiden

A

chloroplasten, chromoplasten en leukoplasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

functies plastiden

A

fotosynthese
biosynthese v enzymen
opslag van reserve producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

kenmerken plastiden

A

dubbel membraan
semi-autonoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

stoma

A

vloeistof binnen het dubbele membraan van chloroplasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

grana

A

stapels chloroplasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

thylakoïden

A

= continue netwerk van intern membraan in plastiden
- hier bevinden zich de pigmenten
- zin in de stroma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

eigenschap chloroplast

A

ze bevatten meerdere nucleoiden (DNA circulair en vergelijkbaar met dat van een bacterie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

stromuli (wat + functie)

A

dunne buisvormige uitlopers in chloroplasten
vorming w gestimuleerd programmed cell death signalen
= versmelten met andere plastiden om genetisch materiaal uit te wisselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

definitie chloroplasten

A

= groen
bladgroenkorrels zijn groene plastiden in de cellen van veel soorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

definitie chromoplasten

A

= gekleurd
veranderde chloroplasten en geven de kleur aan veel plantendelen, zoals de rode kleur
+
biedt bescherming tegen teveel licht dat fotosynthese kan aantasten
+
bevatten olielichaampjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
definitie leukoplasten
= kleurloos plastide in de plantencel dat gespecialiseerd is in de opslag van glucose, van olie, of van proteïne
26
caroteen
oranje kleur in chromoplasten
27
elaioplasten
= kleurloze plastide / leukoplast plastide dat koolhydraten omzet in vetten of oliën
28
myrmecofyllie
= kleurloze plastide / leukeplast productie van glycogeen
29
amyloplasten
bij de columella in het wortelmutsje kleurloze leukoplast en bestaat uit één of meerdere zetmeelkorrels waarin zetmeel wordt opgeslagen
30
etioplasten
worden gevormd in het (half)donker bevatten geen chlorofyl, mr protochlorofyllide - opslag membraanlipiden = prolamellaire lichaampjes - in het licht w protochlorofyllide omgezet nr chlorofyl EN prolamellaire lichaampjes nr thlakoïden
31
eigenschap plastiden
ze kunnen in elkaar overgaan want alle plastiden bestaan uit protoplastiden (nt gediff weefsel)
32
cristae
instulpingen in het binnenste membraan in mitochondrie
33
eigenschappen mitochondrie
dubbel membraan semi-autonoom
34
wat zit er in de matrix
vloeitstof met RNA, DNA en ribosomen in mitochondrie
35
functie mitochondrie
energiecentrale van de cel => adeninetrifosfaat (ATP)
36
karaktristieke structuren die een plantencel onderscheiden van een dierlijke cel
celwand, chloroplasten en vacuoles = > omgeven met enkelvoudig membraan = tonoplast
37
membraan rond vacuole
tonoplast
38
functies vacuoles
- celexpansie dr turgordruk - opslag v secundaire metabolieten en toxische stoffen (voor verdediging) - afbraak v macromoleculen
39
oxalaat kristallen
hebben versch vormen reserve v Ca maakt plant minder lekker
40
anthocyanen
vacuole is opslag voor de pigmenten rood, paars en blauw <-> plastiden oranje groen en geel
41
lumen
holte binnen membranen
42
ruw ER
veel in cellen die eiwitten opslaan en aanmaken = cisternae en polysomen ribosomen
43
glad ER
veel in cellen die lipiden aanmaken = buisvormig geen ribosomen
44
cortikaal ER
- staat in verbinding met andere cellen dr plasmodesmata = communicatie ts cellen
45
endomembraan systeem
= synthese, sorteren, transporteren en afbraak v macromoleculen = ER, kernmembraan, Golgi lichaampjes met vesikels en plasmamembraan
46
wat wordt er aangemaakt in het golgi
eiwitten en nt cellulose polysacchariden (pectine en hemicellulose)
47
werking trans-Golgi netwerk
- moleculen, uit het ER, worden afgegeven in transitie-vesikels aan de cis-zijde - afgewerkte producten worden gesecreteerd in secrotorische vesikels aan de trans-zijde => trans-Golgi netwerk
48
2 modellen van golgi transport
1. vesicular transport model verouderd model 2. cisternal maturation model golgi cisternen functioneren zelf als cargo carriers (cisternen zijn kortlevende compartimenten gevormd dr vesikelfunctie aan ciszijde)
49
welk soort cytoskelet in plantencel
mircotubuli actinefilamenten
50
cortikaal cytoskelet (waar + functie)
microtubulu net onder het plasmamembraan -> staat in vr juiste groeirichting van cel
51
microtubuli in plantencel
snel groeiende plus kant traag groeiende min kant => dynamische instabilieit
52
functie actinefilamenten in plantencel
belangrijke rol in groei pollenbuizen en wortelharen -> bij tipgroei
53
functie plasmamembraan
- controle op transport in en uit cel - overdracht v signalen naar de cel - celwandvervorming - aanhechtingspunten van cytoskelet - vorming plasmodesmata
54
samenstelling van plasmamembraan
= dubbele lipiden laag met proteïnen en koolwaterstoffen - lipiden = fosfolipiden, glycolipiden en sterolen
55
sterolen
opbouw v membraan en fluiditeit bij verschillende temperaturen
56
auxine
= plantenhormoon = stimuleert expressie van H+ ATPase => protonen w naar buiten gepomt en celwand verzuurt => pH daalt en celwand verzwakt => celwand expandeert => acid growth
57
acid growth
auxine stimuleert expressie van H+ ATPase => protonen w naar buiten gepomt en celwand verzuurt => pH daalt en celwand verzwakt => celwand expandeert => acid growth
58
pulvinus
door aanraking is er een actiepotentiaal in de pulvinus => Ca2+ kanalen worden geopened => K en Cl kanalen worden geopend => snel verlies v turgordruk => 'snelle' beweging v pulvinus
59
carriers
katalyseren transport v anorganische ionen en eenvoudige organische moleculen door de Michaelis-Menten kinetiek
60
Hechtian strands
strengen cytoplamsa zichtbaar na plasmolyse houden celwanden aan elkaar na plasmolyse
61
structuur plasmodesmata
- desmotubulus (= ER dr buisvormige structuur) cilindervormige streng v ER - cytoplasmatisch huls / annulus tussen desmotubulus en plasmamembraan brengt cytoplasma van ene cel naar de andere
62
functie plasmodesmata
transport van water en opgeloste stoffen
63
zeefvat-zustercelcomplexen
= porie-plasmodesmata complexen speciaal type plasmodesmata in floeeem => efficient suikers transporteren zeefvaten en zustercellen verbonden via porie-plasmodesmata-complexen
64
mass exclusion limit (MEL)
zorgt dat alleen kleine moleculen door plasmodesmata kunnen => controle cel-cel transport tussen desmotubuli en binnenwand van plasmamembraan
65
pollenbuis incompabiliteit
plant heeft receptor eiwitten die kijken ofdat de pollen niet van de plant zelf is zodat er geen pollenbuis kan uitgroeien en de plant zichzelf bevrucht
66
plasmolyse
= het loslaten van het celmembraan van de celwand gebeurd door osmose waardoor het cytosol inkrimpt en de celwand overblijft => celwanden blijven aan elkaar hangen dr Hechtian strands
67
beta 1-4 glucaan
cellulose
68
bate 1-3 glucaan
callulose -> hecht wonden op plant - snel
69
functie eiwit partikels in plasmodesmata
'zeeffunctie' - heeft controle over grootte v molecule dr opening te kunnen aanpassen -> virussen die dit kunnen beinvloeden
70
voorkomen van plasmodesmata
overal behalve gametofyt, sporofyt en tussen embto en moederplant en tussen sluitcellen van stomata
71
plasmodesmagram
diagram, die toont hoeveel en waar plasmodesmata voorkomen in een organisme
72
secundair plasmodesmata
= nieuwe openingen die w gevormd - goed zichtbaar bij enten
73
apoplastisch transport
transport via celwanden
74
symplastisch transport
transport via plasmodesmata
75
transcellulair transport
via transport-eiwitten in het plasmamembraan
76
functies celwand
- steun - houdt celexpansie in toom (snelheid en richtin) - interactie met naburige cellen - dragen bij tot functie ven weefsels
77
protoplast
cel zonder celwand
78
Atomic Force microscopie
= scanning probe microscopy-techniek
79
samenstelling celwand
water (80%) macrofibrillen microfibrillen micellen cellulose
80
celwandstructuur
macrofibrillen microfibrillen micellen cellulose
81
cellulose
meest voorkomende polysachariden in plant - in hogere planten en fungi komt vr als microfibrillen
82
cross-linking glucanen
vormen waterstofbruggen met cellulose-microfibrillen + vormen coating => hemicellulose
83
mutatie: geen xyloglucanen
wortelharen zijn niet lang, maar worden bol => problemen bij tipgroei
84
pectine
= mengsel van polysacchariden bepalen: pH porositeit ioenenbalans cel-celadhesie = middenlamella
85
extensine
legt vast patroon voor correcte afzetting van pectine op celplaat => scaffolding networks
86
link tussen cellulose microfibrillen en corticale microtubuli
beiden hun orientatie komen overeen -> cellulose groei volgt patroon van microtubuli
87
secundaire celwand
= na dat de celgroei stopt - in xyleem, sclerenchym en epidermis = afzetting van extra celwandmateriaal: cellulose, lignine, suberine en cutine
88
stippelkanalen
in secundaire celwand op plaatsen waar plasmodesmata voorkwamen als verbinding met naburige cellen
89
cycline afhankelijke kinase (CDK)
belangrijk bij de celcyclus (bij eukaryoten: dier en plant) => kanker heeft dit niet want de checkpoints werken niet goed om de cellen te controleren
90
profase (dierlijke cel)
- centrosoom verdubbelt zich en bewegen naar elk een kant in de wel - spoeldraden (van microtubuli) ontwikkelen zich uit centrosomen
91
metafase
- spoeldraden binden aan de chromatiden (dit kan want celkernmembraan verbrokkelt) - zusterchromatiden bevinden zich in het evenaarsvlak
92
anafase
- bindingen tussen chromatiden komen los en worden elk naar een andere kant van de cel getrokken
93
telofase (dierlijke cel)
- chromatiden gaan despiraliseren en omgeven worden door een kernmembraan (- insnoering van de cel door een contractiele ring v myosine en actinefilamenten)
94
preprofase (plantencel)
= vorming van een band van microtubuli rond celkern waar later de celplaat zal vormen
95
profase (plantencel)
preprofase draagt bij tot vorming van spoelfiguur, plantencellen bevatten geen centrosomen
96
telofase (plantencel)
fragmoplast zal gevormd worden waar de preprofase band lag => geeft aanleiding tot vorming van celplaat, die een dwarswand zal vormen (afsnoering dr vorming van celplaat bij planten)
97
verschillen in mitose tussen een planten en een dierlijke cel
preprofase band fragmaplast (= korte microtubuli draden) ontbreken v centrosomen bij planten
98
primaire plasmodesmata (ontstaan)
waar dat golgi vesikels versmelten en het ER gevangen komt te zitten