Cellen Flashcards
(26 cards)
Wat is het verschil tussen prokaryote en eukaryote cellen?
Prokaryote cellen zijn heel eenvoudig gebouwd en hebben geen celkern, eukaryote cellen hebben wel een celkern en meerdere celdelen.
Wat is de taak van de celmembraan?
Het vormt de buitenzijde van de cel en houdt de inhoud van de cel bij elkaar.
Wat is de taak van de celkern?
Daarin bevindt zich de genetische informatie (chromosomen).
Wat is de taak van de ribosomen?
Deze zijn verantwoordelijk voor de eiwit-synthese
Waaruit bestaan de ribosomen?
Uit r-RNA en eiwitten.
Waar bevinden de ribosomen zich?
Ze zitten deels gebonden op het endoplasmatisch reticulum en liggen deels los in het cytoplasma.
Wat is het endoplasmatisch reticulum?
Een netwerk van membranen dat tegen de celkern aanligt.
Waarvoor is het ruw ER belangrijk?
De eiwit-synthese.
Waarvoor is het glad ER belangrijk?
Voor de vorming van bouwstoffen voor membranen.
Wat gebeurt er in het Golgi-apparaat?
Er worden eiwitten verpakt om naar buiten de cel te versturen. Eventueel worden eerder gevormde eiwitten hier nog enigszins gewijzigd.
Wat zijn lysosomen?
Dat zijn een soort blaasjes, omgeven door een membraan, met daarin verterende enzymen.
Wat is de taak van een lysosoom?
Het lysosoom breekt grote moleculen af (proteïnen, nucleïnezuren en lipiden bijvoorbeeld) en oude celorganellen, maar ook vreemde stoffen zoals bacteriën en viruspartikels.
Hoe ontstaan lysosomen?
Door afsnoering van het Golgi-apparaat.
Waarvoor is het mitochondrium verantwoordelijk?
Voor de energievoorziening in de cel.
Wat zijn vacuolen?
Dat zijn blaasjes waarin stoffen opgeslagen kunnen worden.
Wat is het verschil tussen vacuolen in dierlijke cellen en plantaardige cellen?
In dierlijke cellen komen kleine vacuolen voor, bijvoorbeeld vetvacuolen. In plantencellen komen grote vacuolen voor, waarin water en reservestoffen liggen opgeslagen.
Wat zijn enkele verschillen tussen plantencellen en dierlijke cellen?
Een dierlijke cel heeft geen grote vacuole, geen chloroplasten en geen celwand, een plantencel wel.
Waaruit bestaat de celmembraan?
Uit een dubbele fosfolipidenlaag.
Wat zijn fosfolipiden?
Fosfolipiden zijn vetachtige stoffen, met een hydrofiele (wateraantrekkende) kop en een hydrofobe (waterafstotende) staart.
Welke stof stabiliseert het membraan?
Cholesterol.
Wat is diffusie?
Diffusie is het verspreiden van een stof over de ruimte.
Wat is osmose?
Diffusie van water.
Wat houdt de osmotische waarde in?
De hoeveelheid opgeloste stoffen in water.
Wat betekent isotoon?
Dezelfde osmotische waarde als de omgeving.