Chapitre 1 - Subjonctif Flashcards
1
Q
nadat
A
après que (i)
2
Q
juist toen
A
comme (i)
3
Q
sinds, sedert
A
depuis que (i)
4
Q
van zodra
A
dès que (i)
5
Q
wanneer, toen
A
lorsque (i)
6
Q
terwijl
A
pedant que ou tandis que (i)
7
Q
wanneer
A
quand (i)
8
Q
nu
A
maintenant que / à présent que (i)
9
Q
als eenmaal
A
une fois que (i)
10
Q
zodra
A
aussitôt que (i)
11
Q
op het ogenblik dat
A
au moment où (i)
12
Q
telkens als
A
à chaque fois que (i)
13
Q
rond de tijd dat
A
à l’heure où (i)
14
Q
zolang
A
tant que (i)
15
Q
tot dat
A
jusqu’à ce que (s)
16
Q
in afwachting dat
A
en attendant que (s)
17
Q
voordat
A
avant que (s)
18
Q
voordat/totdat
A
d’ici que ou d’ici à ce que (s)
19
Q
want
A
car (i)
20
Q
aangezien
A
comme ou puisque (i)
21
Q
omdat, daar
A
parce que (i)
22
Q
dan is het omdat
A
c’est que (i)
23
Q
te meer omdat
A
d’autant plus que (i)
24
Q
des te minder daar
A
d’autant moins que (i)
25
omwille van het
du fait que (i)
26
feit dat
par le fait que (i)
27
aangezien
étant donné que ou vu que (i)
28
zogezegd omdat
soi-disant que (i)
29
niet omdat (4)
ce n'est pas que ou non que ou non pas que ou non point que (s)
30
hoewel, ofschoon
alors que (i)
31
anders, zoniet
sinon (i)
32
terwijl, daarentegen
tandis que (i)
33
hoewel, ofschoon, al
bien que ou quoique ou encore que ou malgré que (s)
34
hoe ... ook (adj)
aussi... que (s)
35
hoe ook (adv)
aussi que (s)
36
waar ... ook
où que (s)
37
wie/wat ...ook (être)
quelles que (s)
38
hoe ook (adj)
quelque... que (s)
39
welk ook (subst)
quelque .. que (s)
40
wat ook
quoi que (s)
41
hoe ook (adj, adv, adj) / hoe weinig ook / ook al,hoewel
si .. que ou si que , tout que / si que/ tout que (s)
42
zoals
ainsi que ou comme (i)
43
meer dan
plus que (i)
44
even/ zo als
aussi que (i)
45
zo veel als
autant que (i)
46
minder dan
moins que (i)
47
beter dan
meilleur due (i)
48
beter dan
mieux que (i)
49
zoals... zo ook
de même que .. ainsi ou de même que ... de même (i)
50
opdat
afin que ou pour que (s)
51
uit vrees dat
dans la crainte que ou de crainte que ou par crainte que ou de peur que ou par peur que (s)
52
dat opdat
que (s)
53
zodat/ zo veel... dat
de façon que ou de manière que ou de sorte que ou de telle façon que ou de telle manière que ou de telle sorte que (i)
54
genoeg ... zodat
assez.. pour que (s)
55
te...opdat/om te
trop... pour que (s)
56
zodat (conséquence)
de sorte que ou de telle façon que (i)
57
opdat (but)
de manière que ou de telle sorte que (s)
58
alsof
comme si (i)
59
voor zover
dans la mesure où (i)
60
naar gelang
selon que (i)
61
ingeval/ voor het
au cas où (c)
62
geval dat
dans le cas où (c) ou dans le cas où
63
op voorwaarde dat
à condition que (s)
64
tenzij
à moins que (s)
65
als.. maar, mits
pourvu que (s)
66
naarmate
à mesure que (i)
67
naarmate
au fur et à mesure que (i)
68
zonder dat
sans que (s)
