chapter 1 Flashcards
(264 cards)
1
Q
company/firm
A
bedrijf/firma/onderneming
2
Q
family company
A
familiebedrijf
3
Q
holding company
A
holding/houdstermaatschappy
4
Q
international company
A
internationaal bedrijf
5
Q
parent/subsidiary company
A
moeder/dochtermaatschappy
6
Q
public limited company (plc)
A
naamloze vennootschap (nv)
7
Q
private (limited) company
A
besloten vennootschap
8
Q
associated company
A
geassocieerd bedrijf
9
Q
independant company
A
onafhankelijk bedrijf
10
Q
a small/medium-sized/large company
A
een klein/middelgroot/groot bedrijf
11
Q
average sized
A
van gemiddelde grootte
12
Q
a steel/toy/packaging company
A
een staal/speelgoed/verpakkingsbedrijf
13
Q
set up/establish a company
A
een bedrijf oprichten
14
Q
acquire a company
A
een bedrijf oprichten
15
Q
corporation
A
maatschappij/firma/vennootschap
16
Q
enterprise
A
onderneming
17
Q
entrepreneur
A
ondernemer
18
Q
entrepreneurial
A
ondernemers-/ondernemings-
19
Q
business
A
zaak/bedrijf/handel
20
Q
international business
A
buitenlandse handel
21
Q
go into business
A
in zaken gaan/in de handel gaan
22
Q
run into a business
A
een zaak exploiteren/leiden/drijven
23
Q
export business
A
exportonderneming/exportbedrijf
24
Q
in our line of business
A
in onze bedrijfstak/branche
25
small/big business
klein/grootbedrijf
26
the furniture/retail/textile business
de meubelbranche/detailhandel/textielbranche
27
commerce
handel/handelsverkeer
28
industry
industrie
29
the car industry
de auto-industrie
30
producer/manufacturer
producent/fabrikant
31
deal in something
handelen in/verkopen
32
focus on
zich concentreren op/zich richten op
33
supplier
leverancier
34
we're suppliers of...to...
we leveren...aan...
35
supplier
leverancier
36
customer
klant
37
major customer
grote klant/afnemer/belangrijkste klant
38
regular customer
vaste klant
39
corporate customer
zakelijke klant
40
retailer/wholesaler
detailhandelaar/detailhandel/groothandelaar/groothandel
41
exporter/importer
exporteur/importeur
42
private sector
particuliere sector
43
the private sector
de particuliere sector
44
the public sector
de publieke sector/de overheidssector
45
site
locatie/ligging/plaats
46
industrial site
industrieterrein
47
off-site
buiten het fabrieksterrein
48
on-site
ter plekke/het fabrieksterrein
49
greenfield site
vestiging op onbebouwd terrein
50
property
grond/perceel/onroerend goed
51
facility
voorziening/inrichting/faciliteit
52
infrastructure
infrastructuur
53
block/building
gebouw/blok
54
administration office
bestuursgebouw/administratiegebouw
55
office block
kantoorgebouw
56
factory
fabriek
57
machine shop
machinehal, fabriekshal
58
shop floor
werkplaats/werkvloer/shop-floor
59
workshop
werkplaats
60
store
magazijn
61
service center
reparatiewerkplaats/dienstencentrum
62
outlet
verkooppunt/fabrieksverkoop
63
location
locatie/plek/plaats
64
prime location
gunstige locatie
65
be located/situated in
zich bevinden in/gelegen in/gesitueerd zijn in
66
centrally located
centraal gelegen
67
well-located
goed gelegen
68
accessible
bereikbaar voor/toegankelijk voor
69
within easy reach of area
gemakkelijk bereikbaar van(af)
70
commercial district
bedrijventerrein
71
based in
gevestigd in
72
outskirts
buitenwijken/periferie
73
head office
hoofdkantoor/hoofdvestiging
74
registered office
zetel van een bedrijf/statutaire zetel
75
branch
filiaal/taak
76
branch office
bijkantoor/filiaal
77
open a branch
een filiaal openen
78
unit
eenheid/afdeling/unit
79
employed
in dienst
80
sole trader/sole proprietorship/one-man firm
eenmanszaak
81
owner/proprietor
eigenaar/eigenares
82
co-owner
mede-eigenaar/mede-eigenares
83
ownership
eigenaarschap/eigendom/bezit
84
partnership
maatschap/vennootschap (van faker)/deelgenootschap
85
Board of Directors
raad van bestuur
86
chairman/chairwoman/chairperson
(bestuurs-)voorzitter
87
administration
bestuur/administratie/beleid
88
administrative
beheers-/bestuurs-/administratief
89
executive
manager/leidinggevende/uitvoerend
90
management
management/directie/bestuur/beleid
91
middle management
middenkader
92
management team
managementteam/beleidsteam
93
joint management
medezeggenschap/gemeenschappelijk management
94
department/division/section
afdeling/divisie/sectie
95
accounts department
boekhouding/financiële afdeling
96
advertising department
pr-afdeling/afdeling reclame
97
claims department
klachtenafdeling
98
complaints department
afdeling klachtenbehandeling
99
desing department
ontwerpafdeling
100
despatch department
verzendafdelingen
101
export department
exportafdeling
102
legal department
juridische afdeling
103
marketing department
marketingafdeling
104
production division
productieafdeling
105
purchasing division
afdeling inkoop
106
retail division
afdeling detailhandel
107
sales department
klantenservice
108
service department
klantenservice
109
personnel section/department
afdeling personeelszaken
110
office practice
kantoorpraktijk
111
company rules
bedrijfsregels
112
system of rules
reglement/systeem van regels
113
company policy
bedrijfsbeleid
114
policy meeting
strategisch overleg, beleidsvergadering
115
health and safety regulations
arbo-eisen/voorschriften inzake veiligheid en gezondheid
116
safety procedures
veiligheidsprocedures
117
safety/security issues
veiligheidskwesties
118
precautions
voorzorgsmaatregelen
119
no-smoking policy
rookverbod
120
sales conference
verkoopconferentie
121
decide
beslissen/besluiten
122
decision
beslissing/besluit
123
make a decision
een beslissing nemen
124
reach a decision
een besluit
125
reception
receptie/ontvangst
126
manufacturing
productie/fabricage
127
storage
opslag
128
check/controle
controle
129
quality control
kwaliteitscontrole/kwaliteitsbeheersing
130
quality assurance
kwaliteitsbewaking
131
monitoring
bewaking/(voortgangs)controle
132
inquiry/enquiry
navraag/vraag
133
business transaction
zakelijke transactie/handelstransactie
134
business hours
kantooruren
135
at all hours
24 uur per dag
136
closed from 12.30 to 1.30
gesloten tussen 12.30 en 13.30
137
opening hours
openingstijden
138
closed on Saturdays
gesloten op zaturdag
139
report
rapport/verslag/bericht
140
interim report
tussenrapport
141
progress report
voortgangsrapport
142
annual report
jaarverslag
143
chairman's/chairwoman's/chairperson's annual report
jaarverslag van de voorzitter
144
as a rule
gewoonlijk/doorgaans
145
employ
in dienst nemen/in dienst hebben
146
employee
werknemer/medewerker
147
human resources (HR)
personeelszaken/hr/P&O
148
manpower
arbeidskrachter/mankracht
149
additional manpower
extra mankracht
150
manpower planning/staffing policy
persooneelsbezetting/personeelsbeleid
151
workforce/personnel
personeel
152
sales force
verkoopspersoneel/verkoopstaf
153
staff
personeel/staf
154
staff meeting
personeelsvergadering/personeelsbijeenkomst
155
be on the staff
bij het personeel horen
156
office staff/clerical staff
kantoorpersoneel
157
operations staff
uitvoerend personeel
158
accounts staff
personeel van de boekhoudingafdeling
159
junior/senior staff
jonge/oude medewerkers
160
temporary staff
seizoenskrachten
161
managerial staff
leidinggevend personeel
162
short-staffed/understaffed
onderbezet/met personeelstekort
163
over-staffed
overbezet/overbemand
164
superior
leidinggevende
165
supervisor
toezichthouder/leider/supervisor
166
supervise
toezicht houden op/toezien op/leiden
167
team leader
teamleider
168
boss
leidinggevende/baas
169
be headed by
voorgezeten worden door
170
be under
staan onder (iemand)
171
responsibility/responsibilities
verantwoordelijkheid
172
area of responsibility
gebied waarvoor iemand verantwoordelijk is
173
be responsible to
verantwoording verschuldigd zijn aan
174
in charge
verantwoordelijk (voor)/belast met
175
person in charge
de verantwoordelijke/de persoon die belast is met iets
176
be in charge of/responsible for
leiden/verantwoordelijk zijn voor
177
put somebody in charge of something
iemand de leiding geven over iets
178
keep an eye on
in het oog houden/in de gaten houden
179
subordinate
ondergeschikt
180
departmental
afdelings-
181
departmental manager/departmental head/head of department
hoofd van een afdeling
182
head a department
een afdeling leiden/het hoofd van een afdeling zijn
183
managerial
bestuurs-/leidinggevend
184
manager
bedrijfsleider
185
sales manager / head of sales
verkoopleider / hoofd verkoop
186
export manager / head of exports
exportmanager / hoofd export
187
area manager
regiomanager
188
office manager
officemanager / bureauchef
189
marketing manager
hoofd marketing / marketingmanager
190
distribution manager
hoofd distributie
191
production manager
hoofd productie
192
personnel manager
hoofd personeelszaken / hoofd P&O
193
advertising manager
hoofd afdeling reclame
194
general manager
algemeen directeur
195
branch manager
filiaalhouder
196
data processing manager
verantwoordelijke voor gegevensverwerking
197
purchasing manager / head buyer
hoofd inkoop
198
managing director (=MD)
directeur / voorzitter van het bestuur / bedrijfsleider
199
technical manager
technisch directeur
200
sales director
commercieel directeur / verkoopdirecteur
201
financial director / chief financial officer (=CFO)
financieel directeur
202
accounts controller
hoofd boekhouding
203
quality controller
kwaliteitsbeheerder
204
deputy / acting
waarnemend / adjunct-
205
deputy manager / acting manager
adjunct-directeur
206
deputise for somebody / stand in for somebody
iemand vervangen / voor iemand inspringen
207
fill in for somebody
invallen voor / als plaatsvervanger werken voor
208
commercial clerk
commercieel medewerker / -werkster
209
office administration clerk
administratief medewerker / -werkster
210
public relations officer
pr-verantwoordelijke
211
buyer
inkoper
212
typist
typist(e)
213
crafstman / tradesman / craftswoman / tradeswoman
ambachtsman / vakman / vakvrouw
214
site engineer
bouwkundig ingenieur
215
technician
technicus
216
designer
ontwerper / ontwerpster
217
driver
chauffeur
218
secretary
secretaresse / secretariaatsmedewerker
219
personal secretary / personal assistant (=PA)
privésecretaris / persoonlijk assistent(e)
220
translator
vertaler / vertaalster
221
sales rep / sales representative
(verkoop)vertegenwoordiger
222
qualified retailer
detailhandelaar
223
security officer
beveiligingsmedewerker
224
programmer
programmeur
225
intern
stagiair(e)
226
temp (=temporary work)
tijdelijke medewerker / interimkracht / uitzendkracht
227
businessman / businesswoman
zakenman / zakenvrouw
228
small businessman / small businesswoman
kleine ondernemer / kleine onderneemster
229
premises
pand(en), ruimte
230
business premises
bedrijfspand(en) / kantoorruimte
231
office premises
kantoorpand(en)
232
property
eigendom / vastgoed / pand / perceel
233
facilities
faciliteiten / inrichtingen / mogelijkheden
234
surface
oppervlak
235
surrounding area
omgeving
236
floor
verdieping / etage
237
lift (AE: elevator)
lift
238
mail room
postkamer
239
basement
souterrein / kelder
240
caretaker (AE: janitor)
conciërge
241
cleaner
schoonmaker / schoonmaakster
242
porter
portier
243
security
veiligheid / beveiliging
244
maintenance
onderhoud
245
running costs
lopende kost
246
rent
huren / huur
247
be in arrears with the rent
achter zijn met de huur
248
available for rent
te huur
249
monthly rent
maandelijkse huur
250
lease
leasen / (ver)pachten / (ver)huur / pacht
251
let out something on a lease
iets verpachten
252
as soon as the leave has expired
zodra de pachttermijn is verlopen
253
leasing agreement
lease-overeenkomst
254
decorate
renoveren / afwerken
255
lock
sluiten
256
position / place
plaatsen
257
fit equipment
voorzieningen / apparatuur installeren
258
repair
reparatie / herstel / herstellen
259
in working order
functionerend / bedrijfsklaar
260
out of order
buiten werking
261
air-conditioned
geklimatiseerd / met airconditioning
262
utilities
voorziening(en)
263
device
apparaat
264
office materials / office stationery
kantoormateriaal / kantoorbenodigdheden
