Chapter 1 and 2 - Nice to meet you, and, keep calm and learn english Flashcards
(165 cards)
1
Q
Sorry
A
Excuse me
2
Q
Hallo
A
Hi
Hello
3
Q
What is je naam ?
A
What is your name ?
4
Q
Blij om je te zien ?
A
Pleased to meet you
5
Q
Hoe gaat het ?
A
How are you ?
6
Q
Goedendag, hoe gaat het ?
A
How do you do ?
7
Q
Au revoir
A
Goodby, bye
8
Q
Zie je later
A
See you later
9
Q
Hou zorg van jou
A
Take care
10
Q
Begroeten
A
Greet
11
Q
Van waar kom je ?
A
Where are you from ?
12
Q
Wat is je nationaliteit ?
A
What nationality are you?
13
Q
Wat vindt je leuk om te doen ?
A
What do you like doing ?
14
Q
Wat doe je in je vrije tijd ?
A
What do you do in your free time ?
15
Q
Vervoeging to be
Helemaal
A
I am You are He, She, it is We are You are They are
16
Q
Vervoeging to be
Helemaal en negatief
A
I am not You are not He, she, it is not We are not You are not We are not
17
Q
Wat
A
What
18
Q
Waar
A
Where
19
Q
Welke
A
Which
20
Q
Hoe
A
How
21
Q
Wie
A
Who
22
Q
Wanneer
A
When
23
Q
Waarom
A
Why
24
Q
Lezen
A
Reading
25
Genieten
To enjoy
26
Lachen
To laugh
27
Hand opheffen
Raise your hand
28
Luister
Listen
29
Pak of neem je boeken
Take your Books
30
In je boek invullen
Fill in your books
31
Open je boek
Open your book
32
Praat luider
Speak up
33
Herhaal
Repeat
34
Stil zijn
Be quiet
35
Doe je boeken dicht
Close your Books
36
Ga zitten alsjeblieft
Dit down please
37
Laat komen
Don’t be late
38
Het bord afvegen
Wiep The blackboard
39
Afkijken
Don’t cheat
40
Boeken brengen
Bring your books
41
Roepen
Don’t chout
42
Pesten
Don’t bully
43
De deur dicht doen
Close the door
44
Slapen
Don’t sleep
45
Telefoon gebruiken
Don’t use your mobile phone
46
Naar muziek luisteren
Don’t listen to music
47
Huiswerk maken
Do your homework
48
Lopen
Don’t run
49
Een balpen
A biro
50
Een bord
A blackboard
51
Een bureau
A desk
52
Een agenda
A diary
53
Een vulpen
A fountain pen
54
Huiswerk
Homework
55
Een les
A lesson
56
Een schrijfblok
A notepad
57
Een potlood
A pencil
58
Een pennenzak
A pencil
59
Een blad papier
A piece of paper
60
Een meetlat
A ruler
61
Een boekentas
A schooldag
62
School materiaal
School supplies
63
Een prullenmand
A wastebasket
64
Een werkboek
A workbook
65
Brengen
To bring
66
Sluiten
To close
67
Luisteren
To listen
68
Openen
To open
69
Herhalen
To repeat
70
Studeren
To study
71
Nemen, pakken
To take
72
Gooien
To throw
73
Proberen
To try
74
Gebruiken
To use
75
(Af)vegen
To wipe
76
Opnieuw
Again
77
Moeilijk
Difficult
78
Noodzakelijke
Necessary
79
Laat
Late
80
Geduldig
Patient
81
Mogelijk
Possible
82
Stil zijn
To be quiet
83
Een oefening maken
To do an exercise
84
Je huiswerk maken
To do your homework
85
Invullen
To fill in
86
Je hand opsteken
To raise your hand
87
Gaan zitten
To sit down
88
Luider spreken
To speak up
89
Een rekenmachine
A calculator
90
Een kleur potlood
A coloured pencil
91
Een wasco
A crayon
92
Een woordenboek
A dictionary
93
Een envelop
An envelope
94
Een gom
An eraiser
95
Een mapje
A folder
96
Lijm
Glue
97
Een fluostift
A highlighter
98
Een gaatjesmachine
A hole punch
99
Een notietieboek
A notebook
100
Een bik
A pen
101
Een slijper
A pencil charpener
102
Een (ring)map
A (ring)binder
103
Een schaar
Scissors
104
Papiercolant
Sellotape / scotch tape
105
Een nietmachine
A stapler
106
Inktwisser
White-out
107
Atletiek
Athletics
108
Een atletiekpiste
An athletics track
109
Een basebalveld
A baseball field
110
Een sportzaal / turnzaal
A gym
111
Een directeur
A headmaster
112
Een bureau van de directeur
A headmaster’s office
113
Een computerlokaal
A IT room
114
Een laboratorium
A lab
115
Een bibliotheek
A library
116
Een speelplaats
A playground
117
Een leerling
A pupil
118
Een receptie
Reception
119
Een sporthal
A sports hall
120
Australië
Australia P P=pays. H=habitant L=langue
an Australian H
Australian L
121
België
Belgium P
a Belgian H
Belgian L
122
China
China P
a Chinese person H
Chinese
123
Denemarken
Denmark P
a Dane H
Danish L
124
Frankrijk
France P
a Frenchman H
French L
125
Duitsland
Germany P
a German H
German L
126
Griekenland
Greece P
a Greek H
Greek L
127
Italië
Italy P
an Italian H
Italian L
128
Nepal
Nepal P
a Nepalese person H
Nepalese L
129
Nederland
The Nederlands P
a Dutchman H
Dutch L
130
Portugal
Portugal P
a Potuguese person H
Portuguese L
131
Rusland
Russia P
a Russian H
Russian L
132
Spanje
Spain P
a Spaniard
Spanish
133
Zweden
Sweden P
a Swede H
Swedish L
134
Turkije
Turkey P
a Turk H
Turkish L
135
Het Verenigd Koninkrijk
the United Kingdom P
an Englishman H
British / English L
136
de Verenigde Staten
the United States
an American
American
137
Het personeel
the staff
138
Een leraarskamer
A staffroom
139
Een zwembad
A swimming pool
140
Tennis
Tennis
141
Een tennisveld
A tennis court
142
Verschillende
A lot of
143
Vreemd
Foreign
144
Verschillende
Several
145
Er
There
146
Kunst
Art
147
Biologie
Biology
148
Chemie
Chemestry
149
Aardrijkskunde
Géography
150
Geschiedenis
History
151
Wiskunde
Mathematics
152
Muziek
Music
153
Lichamelijke opvoeding
Physical education
154
Fysica
Physics
155
Godsdienst
Religious education
156
Wetenschappen
Science
157
Een kind
A child
158
Een voet
A foot
159
Een leven
A life
160
Een man
A man
161
Een muis
A mouse
162
Een mens
A person
163
Een tand
A tooth
164
Een wens
A wish
165
Een vrouw
A woman
