Chapter 2 - In de Kantine Flashcards
(72 cards)
1
Q
Are sitting
A
Zitten
2
Q
Canteen
A
De kantine
3
Q
This
A
Deze
4
Q
Seat/place
A
De plaats
5
Q
Free
A
Vrij
6
Q
Yes
A
Ja hoor
7
Q
Okay/right
A
Zo
8
Q
A(n)
A
Een
9
Q
Nice/delicious
A
Lekker
10
Q
Cup
A
Het kopje (de kop)
11
Q
Coffee
A
De koffie
12
Q
For a long time
A
Al lang
13
Q
Only
A
Pas
14
Q
Or
A
Of
15
Q
What
A
Welke
16
Q
Actually/really
A
Eigenlijk
17
Q
Today
A
Vandaag
18
Q
Thursday
A
Donderdag
19
Q
August
A
Augustus
20
Q
Tomorrow
A
Morgen
21
Q
It’s my birthday
A
Ik ben jarig
22
Q
How nice
A
Wat leuk
23
Q
So/therefore
A
Dus
24
Q
Get/recieve
A
Krijg (krijgen)
25
Any
Nog
26
Visit/visitors
Het bezoek
27
Brother
De broer
28
Younger
Jonger (jong)
29
Maar
But
30
Certainly
Wel
31
Taller
Langer (lang)
32
Anymore
Nog meer
33
Brothers
Broers (broer)
34
Sisters
Zussen (zus)
35
As well
Nog
36
Look
Krijk (krijken)
37
Photo
De foto
38
Oh
Goh
39
Very
Heel
40
Different/other
Ander
41
Type
Het type
42
Short
Kort
43
Blonde
Blond
44
Hair
Het haar
45
Dark
Donker
46
Parents
De ouders
47
Pay a visit
Komen op bezoek
48
At the moment
Op dit moment
49
Indonesia
Indonesie
50
Are doing
Doen
51
There
Daar
52
On holiday
Op vakantie
53
Holiday
De vakantie
54
Father
De vader
55
For
Voor
56
His
Zijn
57
Work
Het werk
58
Season
Het seizoen
59
When
Wanneer
60
Summer
De zomer
61
Know
Weet (weten)
62
Not
Niet
63
Tell
Vertel (vertellen)
64
At sometime
Eens
65
About
Over
66
Family
De familie
67
That
Dat
68
Want/would like
Wil (willen)
69
Late
Laat
70
Should/have to
Moeten
71
Again
Weer
72
To
Naar
