chirurgie Flashcards

(147 cards)

1
Q

Linea dentata

A

de grens die de overgang van mucosa naar huid markeert in het anale kanaal

van cilinderepitheel naar plaveiselepitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij welke ziekte ontbreekt het reflectoire reflex van de inwendige kringspier

A

ziekte van Hirschsprung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer spreek je van uitwendige hemorroiden

A

indien ze ontstaan distaal van de linea dentata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Golighers classificatie

A

classificatie voor inwendige hemorroiden
Graad 1; bloed zonder prolaps
graad 2: prolaps bij persen, spontaan terugtreden
Graad 3: prolaps bij persen, kan gereponeerd worden
Graad 4: prolaps niet te reponeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is kenmerkend aan een uitwendige aambei

A

Geeft met name klachten indien getromboseerd en kan na zwangerschap spontaan verdwijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

risicofactoren voor aambeien

A

persen
obstipatie
chronisch hoesten
zwangerschap
staande beroepen
adipositas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vanaf welke leeftijd mag bloedverlies per anum niet meer worden toegeschreven aan aambeien

A

50

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

risicofactoren voor CRC

colorectaal carcinoom

A

> 50
abnormaal defecatiepatroon
buikpijn
eerstegraads familielid <70 met CRC
bloed in ontlasting
gewichtsverlies
ontbreken van anale afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

behandelopties voor aambeien

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe werkt een rubberbandligatie

barronse ligaturen

A

opzuigen van de hemorroid, gevolgd door een rubberbandje dat je om de basis van de aambei doet. Hierdoor sterft het weefsel af. Geen verdoving nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

sclerotherapie

A

injectie die proximaal van de plexus haemorrhoidalis wordt geinjecteerd en hierdoor voor afsterven van een hemorroid zorgt.

wordt niet vaak gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hemorroidectomie

A

meest effectieve behandeling bij hogere graads hemorroiden. Zwellichamen worden losgemaakt van de inwendige kringspier en verwijderd. Alleen mogelijk onder algehele/spinale anesthesie. Belangrijke complicatie kan hevige pijn zijn. Eventueel ook incontinentie, urineretentie, anusstenose.
voordeel: direct van af, weinig recidief kans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Trias van arnous

A

Annale fissuur, sentinel pile (skin tag distaal van fissuur) en een papil van morgagni.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

chornische fissura ani

A

pijnklachten die minimaal 6 weken bestaan in combinatie met een macroscopische aantoonbare fissuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar bevindt een anale fissuur zich 80-90% van de tijd

A

Aan de achterzijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

behandeling anale fissuur

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe werkt diltiazem zalf

A

zorgt voor vasodilatatie –> betere doorbloeding –> meer kans op genezing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

meest voorkomende bijwerking van isosorbidedinitraat

A

hoofdpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe werkt een botuline injectie bij anale fissuren

A

door denervatie van de interne anale sfincter neemt de hypertonie van de spier af. Nadeel is dat er (voorbijgaande) incontinentie kan ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

LIS

Laterale interne sfincterotomie

A

Knippen van de inwendige kringspier.
Nadeel: risico op soiling en incontinentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Garden classificatie

A

Voor heupfracturen:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Segmentale fractuur

A

meervoudige fractuur op vescheidene niveaus in het bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Geinclaveerde fractuur

A

fractuur waarbij delen van de fractuur in elkaar gedrukt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Impressie fractuur

A

Fractuur veroorzaakt door indrukking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Avulsie fractuur
fractuur wanneer door inwendig geweld (spier die aanspant) er een stuk bot afscheurt
26
Spiraal fractuur
ontstaat bij draaiende krachten langs de parallele as van een bot
27
Dwarse fractuur
Fractuur waarbij het bot volledig gebroken is en waarbij de fractuurlijn haaks op het bot staat
28
Schuine fractuur
Er is sprake van een schuine breuklijn, veroorzaakt door een schuin inwerkende hoogenergetische kracht op het bot
29
Compressie fractuur
fractuur die ontstaat door inzakking van een wervellichaam
30
Greenstick fractuur
In jong bot door buigen en gedeeltelijk breken van het bot.
31
intra-articulaire fractuur
Wanneer de fractuur doorloopt tot in een gewricht.
32
dislocatio ad axim
dislocatie waardoor er een hoekstand ontstaat
33
Dislocatio ad latitudinem
verplaatsing van een van beide fragmenten in horizontale richting
34
Dislocatio ad longitudinem cum contractione
dislocatie waardoor er een verkorting ontstaat van het totale bot
35
dislocatio ad longitudinem cum distratione
dislocatie waardoor verlenging van het bot ontstaat
36
dislocatio ad peripheriam
dislocatie met rotatie als gevolg
37
Gustilo classificatie
classificatie voor gecompliceerde fracturen Graad 1: prikgat van <1 cm, stabiel 2: wond >1 cm met beperkt weke delen letsel Graad 3: uitgebreid weke delen schade. A bedekking bot mogelijk, B blootliggend bot C open fractuur met vaatletsel
38
zekerheidssymtpomen voor fracturen
abnormale stand abnormale beweegelijkheid crepitaties asdrukpijn
39
welke zenuw beschadigt meestal bij letsel van de schouder
n. axillaris
40
welke zenuw beschadigt meestal bij letsel van de bovenarm
n. radialis
41
Welke zenuw beschadigt meestal bij hoge fibulafracture
n. peroneus
42
hoellang duurt de hematoom en ontstekingsfase van botgenezing
1-3 dagen
43
hoe lang duurt de granulatievormingsfase van botgenezing
3 weken
44
wat gebeurt er bij de granulatievormingfase
enotheelcellen en fibroblasten vormen een netwerk van vaatrijk bindweefsel. osteoclasten breken de fractuuruiteinden af, osteoblasten beginnen met vorming nieuw bot. Cellen groeien van periostaal (buiten het bot) en endostaal (binnen het bot)
45
hoe lang duurt de fase van ossale callusformatie | consolidatiefase
2-4 maanden
46
Wet van Wolff
waar bot veel belast wordt wordt meer nieuw bot aangemaakt
47
fase in de botgenezing
48
Bij welke facturen moet absolute stabiliteit nagestreeft worden
intra articulaire fracturen
49
materiaal voor secundaire botgenezing | indirecte botgenezing
mergpen fixateur externe overbruggingsplaat gips
50
materiaal voor directe botgenezing
schoeven platen zuggurtung
51
mal-union
fractuur die in verkeerde positie is vast gegroeid
52
non-union
indien fractuur na 9 maanden niet geconsolideerd is
53
tendovaginitis stenosans
trigger finger
54
trigger finger
de vinger kan na buigen niet meer of met moeite gestrekt worden, hierbij pijn in de palm en bij strekken betreffende vinger. | duim, middelvinger en ringvinger vaaktst getroffen
55
Green classificatie
classificatie voor trigger finger
56
risicofactoren trigger finger
aangeboren pre-existentele ziektes (DM, RA) carpaal tunnel <6 of >50 overbelasting vrouwelijk geslacht
57
58
oorzaak trigger finger
nodulaire verdikking (door sterriele ontsteking) van de flexorpezen t.h.v. het MCP gewricht, rond pulley A1.
59
behandeling trigger finger
1. advies 2. spalken 3. NSAIDs 4. corticosteroide 5. operatie
60
waar bevindt de A1 pulley zich
61
colles fractuur
meest voorkomende radiusfractuur, bij FOOSH. extra articulaire distale radiusfractuur met dorsale angulatie van het distale fragment.
62
bij welke stand van de onderarm liggen de radius en ulna gekruist over elkaar
pronatie stand
63
waar bestaat de follow up van een polsfractuur uit
1. na 1 week X controle 2. Na 4-6 weken gips verwijderen
64
ottawa ankle rules
pijn in de malleoli of middenvoet met minstens 1 symptoom: 1. max 4 stappen 2. pijn bij palpatie distale tibia 3. pijn bij palpatie distale fibula 4. pijn bij palpatie os metatarsale V 5. pijn bij palpatie os naviculare
65
wanneer maak je een X mortise opname
indien op de AP en lateraal opname van de enkel te zien is dat de fractuur van de fibula boven of in het niveau van de syndesmose ligt. de enkel wordt bij een Mortise in 20 graden endorotatie gedraaid.
66
classificatie volgens Weber
voor enkel fracturen. A: fractuur van laterale malleolus, onder syndesmose. Altijd stabiele enkelvork B: fractuur laterale malleolus, in niveau syndesmose. Stabiliteit hangt af van ruptureren lig. deltoideum C: boven syndesmose. altijd instabiele enkelvork
67
behandeling Weber A fractuur
1 week gips en daarna tape
68
Behandeling Weber B fractuur
intact lig. deltoideum: gips 6 weken anders operatief (plaat osteosynthese)
69
Behandeling weber C
plaat osteosynthese eventueel aangevuld met schroef. Niet belasten!
70
Locatie inbrengen thoraxdrain
voorste axillairlijn, ter hoogte van de 5e intercostaalruimte (tepelhoogte)
71
klassieke kenmerken pneumothorax tijdens LO
verminderde adembeweging van aangedane thorax helft verminderd ademgeruis
72
chylothorax
thorax gevuld met lymfevocht
73
aan welke kant van de rib breng je een thoraxdrain aan
bovenkant
74
complicaties thoraxdrain
subcutaan emfyseem intercostaal neuralgie hematopneumothorax laceraties van de long
75
hoe ligt de trachea t.o.v. de aorta
dorsaal
76
ter hoogte van waar ligt het diafragma
rechts t.h.v. de 4e intercostaalruimte, links t.h.v. de 5e rib
77
functie ulvulva
afsluiten neusholte bij slikken
78
functie epiglottis
afsluiten trachea tijdens slikken
79
inspiratoire stridor | longgeluiden
past bij een hoge luchtwegobstructie
80
Expiratoir "piepen" | longgeluiden
suggestief voor een lage luchtwegobstructie, door collaberen van de luchtweg bij expiratie
81
Rochelen | longgeluiden
komt voor bij vloeistof of een semi vloeibaar vreemd voorwerp in de bovenste luchtwegen.
82
Snurken | longgeluiden
komt voor bij partiële obstructie van de pharynx, door het palatum of de tong.
83
Paradoxale ademhaling
Bij een volledige luchtwegobstructie wordt tijdens een poging tot **inademen** het abdomen naar **binnen** gezogen Wanneer deze patiënt probeert uit te ademen wordt het abdomen naar buiten gedrukt --> *een paradoxale ademhaling werkt dus precies tegenovergesteld aan die van iemand zonder luchtwegobstructie*
84
Mayo tube
oropharangeale tube | De tube voorkomt het achteruitzakken van de tong en/of het palatum.
85
Hoe breng je een mayotube in
1. ondersteboven in de mond inbrengen (punt naar craniaal) 2. punt voorbij eind palatum durum --> draai tube 180 graden 3. breng tube in tot rand op de lippen rust.
86
vijf voorspellende factoren voor een mogelijk moeilijke kapbeademing
Obese Bearded Elderly Snorers Edentulous bij al deze een risico op minder goed passen van de kap.
87
LEMON regel
voor inschatten of pt moeilijk te intuberen luchtwegen heeft
88
mallampati score
gebaseerd op de grootte verhouding tussen tong en pharynx. 1 en 2 zijn eenvoudig te intuberen, 3 en 4 minder.
89
3-2-2 regel
90
verschil mayotube en intuberen
mayotube is voor weghouden tong bij bijv. kapbeademing. intuberen is voor bewusteloospersoon die niet meer zelf ademt.
91
Medicatie bij intubatie | let op volgorde is belangrijk!
1. hypnotica (etomidate, ketamine of propofol) 2. spierrelaxans (rocuronium of atracurium) 3. pijnstilling (sufentanil of fentanyl) 4. vasopressie (atropine)
92
Welk anestheticum gebruik je het liefst op de IC bij HD instabiele pten
Etmoidate
93
Hoe antagoneer je een spierverslapper op de IC/OK
met sugammedex
94
Spierverslapping bij OK/IC
rocuronium
95
BURP manoeuvre
Backward Upward Right Pressure: cricoid wordt naar dorsaal, craniaal en rechtslateraal gedrukt zodat de larynx (stembanden) beter in beeld komen.
96
Wanneer wil je cricoid druk geven
indien je aspiratie wilt voorkomen: je drukt de slokdarm dicht
97
drie zekere criteria voor confirmatie endotracheale ligging van een tube
1. visueel 2. positieve capnografie 3. fiberoptisch controleren gebruik ook 5 punts ascultatie (longen 4x en maagkuiltje 1x)
98
Hoe is de ALS bij een niet schokbaar ritme (PEA) of asystolie
99
Behandeling schokbaar ritme (VT/VF)
100
reversibele oorzaken hartstilstand
Hypoxie hypovolaemie hypokalaemie hypothermie tension tamponade toxinen thrombo embolie
101
adrenaline werking
sympathicomimeticum, welk middels perifere vasoconstrictie zorgt voor betere perfusie. Hiernaast via betareceptoren positivie innotropie en chronotropie hart
102
Amiodarone werking
anti-arithmisch effect door vertraging van de refractie van het atriale en ventriculaire myocard.
103
welke medicatie geef je bij een persisterend VF bij een pt die kaliuretische diuretica gebruik
magnesium
104
welke medicatie geef je bij een pt met eewn PEA door hyperkaleamie
calcium
105
arteriitis temporalis
>50 jaar, auto-immuunvasculitis van grote en middelgrote arterieen. Met name proximale aftakkingen van aortaboog. Cave schade nervus opticus en TIA/CVA. B: prednison. D: biopt a. temporalis en soms afwijkend fundoscopiebeeld.
106
belangrijkste alarmsymptoom arteriitis temporalis
nieuw onstane zeer hevige hoofdpijn, welk continue aanhoudt en niet goed reageert op pijnstillers. Vaak ook koorts, gewichtsverlies en moeheid. 50% heeft kaakclaudicatio klachten.
107
kenmerken polymyalgia reumatica
1. pijn en ochtendstijfheid >30 min in schouder en huepregio beiderzijds 2. klachtenduur van >1 maand 3. >50 jaar 4. BSE en CRP verhoogd
108
behandeling polymyalgia reumatica
prednison 20 mg/dag
109
coxartrose
pijn in de lies, bovenbeen of knie. Startstijfheid. X: versmalling gewrichtsspleet van de heupgewrichten en osteofieten.
110
hemicolectomie rechts
resectie vanaf terminale ileum tot halverwege colon transversum
111
hemicolectomie links
resectie vanaf halverwege colon transversum, colon descendes, sigmoid en rectum
112
transversum resectie
resectie colon transversum inclusief flexura colica hepatica en flexura colica lienalis
113
Barton fractuur
intra articulaire distale radiusfractuur met dislocatie van carpi naar dorsaal.
114
chauffeursfractuur
fractuur van de processus styloideus radii als gevolg van een direct trauma
115
smith fractuur
extra articulaire distale radiusfractuur met volaire angulatie van het distale fragment na een val op een gebogen pols
116
brandwond: roodheid, geen wond, aanwezige capillaire refill en pijnlijk
eerstegraads
117
Brandwond: homogeen roze/rood, glanzend door vocht, blaarvorming intact of kapot, aanwezig CR, zeer pijnlijk.
Oppervlakkige tweedegraads brandwond
118
Brandwond: niet homogeen roze/rood, bleek of dof. Blaarvorming, voornamelijk kapot, vertraagde CR, verminderde pijnsensatie.
diepe tweederaadse brandwond
119
Brandwond: wit/geel/rood/bruin, afwezige CR, geen pijnsensatie, stug.
derdegraads brandwond.
120
Regel van 9 brandwonden
hoofd, armen allen 9% Rug, buik, benen allen 18%
121
primaire peritonitis
diffuse bacteriele infectie zonder aantoonbare bron
122
secundaire peritonitis
buikvliesontsteking t.g.v. perforatie van een hol orgaan
123
tertiaire peritonitis
persisterende inflammatie van de buikholte door inflammatie ergens anders vandaan.
124
behandeling van een ulcus
operatief hechten, eventueel PPI en AB
125
hartmann procedure
tijdelijk stoma dat aangelegd wordt bij verwijdering van het sigmoid t.g.v. graad III en IV diverticulitis
126
Hinchey classificatie
classificatie voor diverticulitis
127
hoevele procent van de darm ischemie oorzaken is arterieel
70%
128
belangrijkste complicatie van darmchirurgie
naadlekkage
129
factoren die vergrote kans geven op naadlekkage
slechte voedingstoestand, anemie, infectie, immunosuppresie en roken.
130
Behandeling EUG
tubotomie of tubectomie
131
meestvoorkomende oorzaak van een dikkedarmobstrcutie
stricturerende tumor (meestal in sigmoid)
132
waar komt een volvolus het meeste voor
caecum en sigmoid
133
ernstige langetermijncomplicatie van laparotomie
adhesie of strengileus
134
hoe behandel je bij neonaten een malrotatie en volvuus
laparotomie. diagnose via echo en contrastfotos stellen
135
Welke ziekte zie je bij neonaten direct na geboorte het vaakst
meconiumileus
136
welke ziekte kan bij neonaten leiden tot projectielbraken 3-6 wkn na de geboorte
duodenumstenose
137
welke hernias kunnen verworden worden
hernia inguinalis medialis/lateralis, hernia epigastria, enkele zeldzame hernias
138
Hoeveel procent van de hernia's is een hernia inguinalis
70%
139
welke behandeling wordt het meest toegepast voor een enkelzijdige liesbreuk
lichtenstein
140
wat is een voordeel van een posterieure endoscopische benadering bij een liesbreuk t.o.v. een anterieure breuk
enkele zenuwen komen sowieso niet in gevaar
141
locatie van een hernia spigelli
laterale rand van de m. rectus abdominis t.h.v. linea semicircularis. de breukzak zit onder de aponeurose van de m. obliquus externus waardoor deze moeilijk te palperen is.
142
Hernia van richter
deel van de darmwand in de breukzak, ook wel hernia parietalis
143
Hernia van Littre
meckel divertikel in de breukzak
144
welke structuren liggen anterior en posterior van de slokdarm
anterior: trachea posterior: wervelkolom
145
hoe loopt de n. recurrens
rechts om de a. subclavia en links om de aortaboog, innerveert de stembanden
146
Zenker divertikel
meest voorkomende divertikel, ontstaat aan de dorsale zijde van de cervicale oesofagus doordat de m. cricopharyngeus niet voldoende ontspant. D middels radiologisch contrastonderzoek B door endoscopisch klieven
147
achalasie
aperistaltiek i.c.m. niet relaxerende onderste sfincter B door endoscopische ballondilatatie, complicatie is ruptuur van de slokdarm en ernstige reflux (oplossing hiervoor is hemifundoplathie)